Potholes

Potholes Cemetery is de eerste oude begraafplaats die ik (op 9 september 2010) vanuit Yuma bezoek.
Met deze routebeschrijving in de hand ben ik op het ergste voorbereid. Na het gat Bard komt links een winkel die Cole’s Corner heet en dan een mijl verder ‘a bridge crossing a canal’. Daar moet ergens een ‘State Historic Marker’ zijn. Die is er inderdaad en die is zó groot (met parkeerplaatsje erbij) dat ik me niet kan voorstellen dat iemand ‘m over het hoofd ziet.

Hierachter zijn ‘a couple of dirt roads’: kies er maar een.
You will see signs posted warning people not to trespass. If you choose to continue, turn right when you get up on to the canal. The cemetery lies just a few hundred feet away, almost directly under the power lines.

Ik besluit niet de auto een willekeurige dirt road naar boven op te rijden maar te voet te gaan. Ik zie inderdaad een ‘No trespassing’-bord en daarachter het All American Canal (erg mooi). Dan draai ik me half om richting power lines en: daar is het.Prachtig gelegen met uitzicht op een deel van de Imperial Valley. Hek er omheen. Verklarende teksten bij de ingang.

De geschiedenis van Potholes staat op 1 van de stenen. Daarop staat ook dat de echte begraafplaats aan de andere kant van het Canal lag en dat in 1935 is besloten de lichamen op te graven en naar hier te verplaatsen.

Veel van de graven worden gemarkeerd door wat stenen en een houten kruis (of deel daarvan) of een klein metalen markeerplaatje zoals mortuaria die bij graven plaatsen. De meeste zijn slecht of helemaal niet leesbaar. Waar ze wél leesbaar zijn, komt dat door familie die recent is begonnen met de graven in ere herstellen.
Opmerkelijk: ook veel onherkenbare graven hebben bloemen of een ander ornament.

Ik weet dat het optuigen van de graven recent is omdat ik foto’s nam voor Find a Grave en een vrouw van wie er familie ligt me mailde of ze de foto’s mocht gebruiken voor een website over haar stamboom.
Ze was zelf een paar jaar eerder op Potholes geweest en toen waren de bewuste graven nog slechts hoopjes steen.

Interessant artikel in de Yuma Sun van februari 2012.

Jane en John Does en John Hare

Parker Cemetery was de eerste begraafplaats waar ik stenen zag voor John Doe en Jane Doe.
Ze troffen me zo dat ik me tot taak stelde zoveel mogelijk John en Jane Does een plaats te geven op Find a Grave, waar ik een Virtual Cemetery oprichtte voor diegenen die nog niet door anderen waren gevonden.
De meeste vond ik tot nu toe op Yuma Cemetery – waar ik er vast nog veel meer zal vinden wanneer ik die begraafplaats vaker bezoek.

Dit waren mijn eerste Does. Gevonden op Parker Cemetery.

 
 

Op 4 oktober 2010 bezoek ik deze begraafplaats opnieuw.
Nu bekijk ik vooral het oude, arme deel dat The Garden of Hope heet. Met erg veel vervallen graven, afgebroken kruisen, onleesbare stenen. Graven zonder stenen.
Zeer goed mogelijk dat een deel ervan Jane en John Does betreft. Maar ik vind maar twee graven die als zodanig te herkennen zijn.
Er zijn er meer op deze cemetery, want er staan er meer op Find a Grave. In The Garden of Tranquility, tegenover The Garden of Hope. Die bezocht ik nog niet.

Dit zijn de graven die ik zag in The Garden of Hope.

 

Omdat ik graag het graf van mijn eerste Jane Doe wou bezoeken liep ik naar het deel van de begraafplaats direct achter de ingang waar het moest liggen.
Ik begrijp er niets van, maar ik vind haar niet. Het zal aan mij liggen, te lang al aan het dwalen, te warm.

Wat ik wel vind: deze steen. Ik vermoed dat de man als onbekende is begraven en later toch is geïdentificeerd. Hoe? Geen idee.
En wat ik ook niet begrijp is dat hij dan een steen krijgt met zijn echte naam en een ‘aka’ John Doe.
Alsof er anders verwarring zou ontstaan omdat iemand op zoek zou zijn naar John Doe #128 en dat graf dan niet zou kunnen vinden omdat de onbekende intussen een naam heeft.

Wereldlichtjesdag

Het is vandaag Wereldlichtjesdag.
De dag waarop we om zeven uur vanavond een lichtje aandoen. Een kaarsje branden.
De wereld wordt zo even letterlijk wat lichter voor mensen die een kind verloren hebben, en daarnaast is er het besef dat je niet alleen bent met je verdriet.

Ik dacht: daar moet ik aandacht aan besteden.
Maar wat kun je zeggen behalve dat het heel erg is.
En dat zeg ik al impliciet telkens wanneer ik foto’s van graven plaats en daarbij voor kindergraven kies.

De afgelopen week was ik bezig met de begraafplaats van Parker, AZ.
Zomaar twee foto’s van die begraafplaats die ik nog niet plaatste.

En een kaarsje.

Dilemma

Ik ben bezig met het toevoegen aan Find a Grave van graven van arme mensen van Terrace Park Cemetery in Holtville, Californië.
Mensen die in Potter’s Field zijn begraven tussen de John Does. Met alleen een baksteen en het nummer van hun grafplaats.

Ik google ze altijd even. Voor het geval er iets meer over ze te melden valt dan: onder deze treurige baksteen ligt Jack of Isaac of Judith.
Ongeveer zestig graven heb ik al ingevoerd en nooit heeft google enige informatie.
Tot nu. Over een man met de achternaam Lankford – klik op de foto voor de voornaam.

Ergens op een genealogie-site heeft een vrouw tien jaar geleden vermeld: “I am the daughter of (…)  Lankford (whereabouts unknown) and Mary Loriene Becknell, of Neosho Missouri. I am the 4th child..”
Whereabouts unknown.
Dit kán die (…) Lankford zijn. Het hóeft natuurlijk niet.

Moet ik deze vrouw nu melden dat ik misschien het graf van haar vader heb gevonden? Dat hij als een pauper is gestorven in Holtville, Californië?
Zou ze dat willen weten?
Misschien is het wel niet eens haar vader.
En misschien is ze zelf wel dood (het bericht is van tien jaar geleden).

Dit heb ik nog nooit bij de hand gehad.
En ik neig tot: niets doen.

(nb eerst stond de volledige naam in dit stukje, tot ik door een comment erop werd gewezen dat áls de vrouw zou googlen op haar vader ze zou belanden op een Nederlandse site waarop zijn naam werd vermeld = verwarrend)

For better and for worse en voor altijd samen in de dood

Er zijn veel graven waar 1 helft van een echtpaar al in is begraven en waar op de ander wordt gewacht.
Op die graven staat vaak de huwelijksdatum vermeld. Soms ook een foto van het hele echtpaar.
En een tekst als ‘voor altijd bij elkaar’.
Daarop is het even wachten als de ander nog leeft maar veel oudere mensen volgen elkaar snel in de dood (waarvoor allerlei verklaringen zijn).

Hoewel ik er intussen aan gewend ben, blijf ik me er ongemakkelijk bij voelen tenzij de oude mensen 80-90 zijn.
Natuurlijk is niet vanzelfsprekend dat ze dan 60-70 jaar echt zielsveel van mekaar hebben gehouden, maar de kans dat ze nog met een ander iets moois beginnen is niet zo groot.
Dat ligt al anders wanneer de achtergeblevene 50-60 is.
Die kan zomaar opnieuw verliefd worden.
En dan zit je toch raar te kijken met een steen waarop al staat vastgelegd dat je met de vorige partner na de dood én wilt worden begraven én in de hemel gelukkig wilt zijn.

Echt ongemakkelijk voelde ik me bij deze steen op Terrace Park Cemetery in Holtville.
Hector Javier is op 26 april 2001 met Olga Dennise getrouwd toen ze 18 was (en hij 19).
Zeven jaar later was hij dood (hij was 26 – zij was 25).
In zijn graf is ruimte voor haar vrijgelaten. Op zijn steen staat ze al vermeld.

Hoe sterk moet je dan als jonge vrouw zijn om te zeggen: sorry, mensen, mijn leven gaat dóór?

Meedoen met FaG

Op Find a Grave plaatsen mensen informatie over graven.
Namen met geboorte- en sterfdatum. Foto’s van de grafstenen. Soms een overlijdensbericht. Soms achtergrondinformatie over de dode.

Het doel is: zoveel mogelijk informatie vinden en ter beschikking stellen van wie die zoekt.
Een doel wórdt soms: scoren. Dus zoveel mogelijk graven toevoegen, desnoods zonder overledene.
FaG ontmoedigt bv het vermelden van grafstenen waarbij de echtgenoot nog geen sterfdatum heeft maar veel mensen doen het toch omdat ze zo die dode vast kunnen claimen. Er zijn zelfs mensen die ingevoerde graven kopiëren en nog eens als zgn zelfgevonden invoeren.

Toen ik met FaG begon, wist ik dit allemaal niet. Ik dacht: een warme groep gelijkgezinden.
Intussen heb ik ook de scoorders meegemaakt. Een paar weken geleden nog. Ik vind zo’n graf waarvan intussen de al geclaimde is overleden. Ik mail de claimster dat ik het graf heb bezocht en geef haar de sterfdatum door, zodat ze haar memorial kan verbeteren. En voeg eraan toe dat ik een foto heb gemaakt maar dat het ivm mijn vakantie twee weken zal duren voor ik die kan publiceren. Reactie: “Ik ga binnenkort zelf wel voor een foto.” O. Nou, dan niet.

Het ergste is, dat het scoorvirus besmettelijk is.
Zo betrapte ik me erop dat ik soms blij werd om een vers (2010) graf.
Die had vast nog niemand te pakken, hoera, die kon ik claimen.
Ziek-ziek-ziek.

Iets anders dat me van mezelf tegenvalt: ik vind het wel leuk om per begraafplaats wat eigen memorials toe te voegen maar wanneer het er vele tientallen blijken te zijn omdat deze *niet* door een vlijtige andere claimster vrijwel helemaal in kaart is gebracht, denk ik na een tijdje ‘nu is het wel mooi geweest’. En wil ik het daarbij laten.
Terwijl ik wél als streven heb zoveel mogelijk John Does een plaats op internet te geven. Maar al die mensen met wél een naam en een grafsteen dus niet omdat het zoveel werk kost.
Waarmee ik misschien nog nét niet zo slecht ben als al die écht creepy scoorders maar erg veel beter ook weer niet.
(Je begrijpt dat hier het goede voornemen volgt dat ik degenen van wier graven ik foto’s heb wél op FaG zal invoeren ook al kost het veel tijd)

Nog 1x

Vandaag, 7 oktober 2010, is mijn laatste dag in Yuma (tot volgend jaar mei 2011 – ik heb al gereserveerd).
Ik wil nog 1 bezoek brengen aan het Yuma Cemetery. Mijn plan: nog een stukje Catholic Section. Met de engelen en Maria en Jezus.

Het terrein oprijdend denk ik: misschien heel even kijken naar het oude deel, de ogenschijnlijk saaie graven.
Ik rijd erheen, wil daar parkeren maar er is een parkje waar zwervers liggen te slapen. En misschien ben ik overdreven waakzaam maar ik rijd toch een klein stukje verder.
En kom dan in een deel met afgebladderde en ingestorte stenen en kruisen en onduidelijke graven en ‘unknown male’. Veel daarvan – erg veel. Ik neem me voor ze allemaal een plaats te geven op internet.

1970 zie ik – alles is op jaartal.
Ik blijf lopen tot het hier en nu. Ben ook ‘bones’ tegengekomen en ‘John Doe’ en ‘unid. ske rem’ wat denk ik iets betekent als ‘niet geidentificeerde resten van een skelet’.

Na anderhalf uur twijfel ik tussen ‘onstopbaar’ en ‘emoties verwerken’. Wat wel nodig is na werkelijk tientallen John Does op een erg klein veld.
Pas wanneer ik naar mijn auto loop realiseer ik me dat de onbekende doden wel treurig zijn, maar de bekende doden wier graven al na een paar jaar ernstig zijn verwaarloosd misschien nog wel treuriger.

(foto’s ergens dit najaar)

What happens in Vegas

Wat ik erg graag wil zien zijn mooie, grote begraafplaatsen met imposante beelden. Engelen bijvoorbeeld. Grote, majestueuze engelen. Alles erop en eraan.

Het wordt me al snel duidelijk dat ik die in en om Kingman en Yuma niet ga vinden.
Las Vegas ligt op twee uur rijden van Kingman. Daar moet het lukken, denk ik.
Er zijn erg veel begraafplaatsen en ik ben er maar twee dagen.
De afstanden zijn enorm. Wat ik aan indrukken kan bevatten is beperkt.
Ik moet dus kiezen.

Dus voer ik in google iets in als ‘wat zijn de mooiste begraafplaatsen van Las Vegas (als je maar beperkte tijd hebt)’.
Ik stuit op een advies uit de FaG-forums van een jaar geleden (kan url nu even niet meer terugvinden).
De FaG-man van Vegas adviseert: “Woodlawn is a very large cemetery, with possibly as many as 20,000 or more interments. However, the cemetery is somewhat unsafe even during the day, and definitely dangerous in the early evening. This is because Woodlawn sits directly across from the city’s Skid Row. The homeless are the least of your worries; there are drug addicts hanging about and even living in the cemetery. You will also encounter the mentally ill (we’re talking schizophrenics and serious bi-polars) and they will approach you and try to engage you. There is no security staff present; as a consequence, drug deals are done out in the open towards the back of the cemetery.”

Wat raadt hij aan? “Bunkers Memory Gardens – If you don’t mind the drive, this scenic cemetery is the one to visit. The cemetery is well maintained and even the older markers and headstones photograph well.”

Op de terugweg van Craig Road Pet Cemetery rijd ik daar even langs (het is in de buurt).
Scenic en mooie foto’s: ik stel me op z’n minst mooie bomen en heggen en doorkijkjes en mos en beelden voor.
Het blijkt een heel gewone begraafplaats. Deels platte stenen, deels niet-versierde staande.

Zou Woodlawn hebben geboden wat ik zocht?
Geen idee.
Ik zal er in elk geval niet achter komen want dit was mijn laatste keer Vegas.
Grote steden en ik combineren niet goed.

Voorbereiding

Vele uren, nee: dagen ben ik bezig geweest met het voorbereiden van deze reis mbt de begraafplaatsen die ik wou bezoeken.
Ik checkte op Find a Grave en via google op alle mogelijke websites met informatie over waar begraafplaatsen waren, hoe ze eruit zagen en hoe er te komen.

Pico bello voorbereid ga ik op 8 september (dag na de vliegreis) op pad.
Ik tik in de NeverLost (de TomTom van Hertz) de plaats Liberty in en wil de straatnaam toevoegen maar daar doet de NeverLost bij kleine steden niet aan: ‘city center’ is z’n enige optie.

Zulke tegenslagen krijg ik vaker.
Zodat ik regelmatig mn kleinere begraafplaatsen niet vind of pas na veel moeite of erg veel geluk.

Gisteren zit ik iets op te zoeken. Weet niet eens meer precies wat.
En ik stuit op de website van Arizona Pioneer & Cemetery Research Project.
Zo mooi, zo volledig. Niet alleen mbt waar iets ligt en hoe er te komen (basisinfo). Maar al die achtergronden! Over de voormalige stadjes, over de doden. Waar mogelijk gehaald uit kranten van een eeuw geleden. Of uit gesprekken met de bibliothecaresse (zoals in Chloride).

Geweldige verhalen zijn het. Waardoor inderdaad ‘het verleden gaat leven’.
Vanaf nu zal ik zelf die verhalen waar mogelijk gaan gebruiken. Uiteraard met bronvermelding.
Wat ik niet iedereen op Find a Grave zie doen, moet ik tot mijn teleurstelling vaststellen.

Meer dan 1500 foto’s en net begonnen

Na tien dagen heb ik ruim 1500 foto’s van begraafplaatsen.
Officiele begraafplaatsen, oude begraafplaatsen en historic sites: waar ooit, lang geleden, mensen zijn begraven en waar nu alleen hoopjes stenen liggen en een enkel houten kruisje staat.
‘Oud’ is hier natuurlijk een relatief begrip. We hebben het over eind 19e, eerste helft 20e eeuw.

Per begraafplaats maak ik minimaal 100 foto’s, meestal tegen de 200, in Brawley meer dan 300 en op het City Cemetery van Yuma en de begraafplaats van Kingman komt er geen einde aan. Omdat ik zoveel zie dat ik mooi vind en dat me raakt. En omdat ik geen helder idee heb wat ik ermee wil (of: moet).

Wil ik mensen beter leren kennen (voor zover dat met hulp van good old google kan), wil ik mooie stenen laten zien of gaat het me om het totaalbeeld: de begraafplaats in al zijn glorie.
Of (dat komt er nog bij) ben ik vooral -of in elk geval voor een belangrijk deel ook– op jacht naar bijdragen aan Find a Grave?

Waarschijnlijk komt het neer op per begraafplaats keuzes maken.
Hopelijk wijst het zich de komende weken of wanneer ik thuis ben opeens vanzelf en krijg ik een helderder idee waar ik eigenlijk mee bezig ben behalve als een betoverd vogeltje met een camera over inspirerende plekken dwalen.

Wat het ook wordt: maar een fractie van de foto’s haalt internet.
Hier of bij Find a Grave.

Wijn op een graf

Bijna ‘knus’ oogt dit graf.
Engelen, kruisen, bloemen, veel lichtjes, een bankje erbij.
Dertig jaar werd Scott Daniel See. Niets kan ik over hem vinden terwijl hij, neem ik aan, muzikaal was en ook nog sportief.

Wat me ook opvalt en wat ik vaker zag: een lege fles.
Het graf van Edgar Allen Poe is er beroemd om geworden: een geheimzinnige bezoeker legde er sinds 1949 elk jaar op zijn verjaardag drie rozen en een halfvolle fles cognac neer (tot 2010 – dit jaar sloeg hij over).

De fles bij dit graf is leeg en er zat ooit vrij goedkope wijn in. Aan het etiket te zien is hij recent neergelegd: de verzengende Arizonazon pleegt papier snel te bleken. Zou het de favoriete wijn van Scott zijn geweest? Maar dan nog: waarom die bij zijn graf leggen? Ik bedoel: voor je het weet krijgt de lieve zoon, broer, echtgenoot, vader en vriend het etiket van zatlap opgeplakt.

Ik sla er een boek over grafsymboliek op na (niets) en ik google: bottle on a grave.
Ik vind de militaire begraafplaats Arlington waar de bezoeker een graf ‘adorned with an empty bottle of Bud Light, a rubber duck and a candle’ ziet. Vlakbij: ‘an empty Wild Turkey bottle is the lone addition to the grave of a soldier who died in a country where drinking alcohol is strictly forbidden’.

Op het graf van een zekere Rashed in Virginia ziet een vrouw zes bierflesjes. Een ervan is vol.
De vrouw raadpleegt andere grafenthousiastelingen en samen komen ze tot de conclusie dat zes jaar na de dood van Rashed vijf vrienden met hem een feestje zijn komen vieren (het volle flesje was voor Rashed).

Tenslotte nog dit.
In mei 2010 is in Zuid-Afrika de eigenaar van de Teazers striptenten, Lolly Jackson, doodgeschoten.
The priest performed a simple ceremony and said prayers as he poured a bottle of red wine over the coffin followed by a spade of dirt.
Jackson’s coffin was then lowered into the ground as a man sang Greek psalms.

Ik weet nu nog steeds niets over Scott Daniel See en evenmin over de betekenis van de lege fles Zinfandel bij zijn graf. Ik heb wel kennis gemaakt met een aantal bijzondere rituelen.

Lijken

Wanneer ik over een begraafplaats loop denk ik aan de doden.
Over hoe ze waren toen ze leefden, over hoe ze mogelijk dood gingen, over hoe de achterblijvers om ze rouwen – of niet (meer).
Ik denk niet aan de lijken.

Dat lukt goed op begraafplaatsen die áf ogen.
Perken zijn aangeharkt, gras groeit weelderig, ornamenten staan op hun plaats.

Geen wonder dat mensen (lees ik steeds in Amerikaanse boeken) begraafplaatsen gebruiken als parken. Lekker wandelen. Joggen. Picknicken. Moet kunnen.
Dáár dan. Ik zie het me hier nog niet zo snel doen: flesje wijn, stokbrood met brie, kleedje, boek, voor alle zekerheid wat zonnebrand en een hoedje.

Maar begraafplaatsen *zijn* geen parken.
Ook al kunnen ze heel mooi zijn. Ook al ervaar je (ik) ze als inspirerend en rustgevend.
Begraafplaatsen zijn plaatsen waar je dode mensen in de grond stopt.

Soms zie ik een diep gegraven gat waar (vermoed ik) later die week een kist in zal zakken.
Soms zie ik een (nog) ondiep gegraven gat waaraan nog gewerkt moet worden tot het zover is.
En op 3 juni 2010 zie ik op Desert Lawn Memorial Park in Yuma, AZ een wagen aankomen waarvan de deuren worden geopend waarna er een lijk uit wordt gehaald.

Mijn eerste reactie is: wegkijken.
Omdat dit niet het beeld is dat ik met begraafplaatsen wil associëren.
Dan ben ik me bewust wat een idiote reactie dat is dus maak ik een foto.
Mezelf overwinnend. Om meerdere redenen.

Maar vooral omdat ik vind dat ik moet leren mijn ‘begraven zijn is mooi’ in een vloeiende lijn te zien:
first you die and then you may become an inspirational gravestone.
Hierbij de foto.

Soms toevoegen (en soms liever niet)

Op reis fotografeer ik graven.

Wanneer een graf nog niet door iemand anders is vermeld, voer ik het in bij Find a Grave.
De begraafplaats van Kingman is al erg goed geïndexeerd door twee vrouwen. Wat ik soms nog te bieden heb, is een mooie(re) foto. Een van de vrouwen pleegt nl alleen de inscriptie te fotograferen. De ander vat het begrip ‘graf’ wat ruimer op maar zij bezocht de begraafplaats alweer een aantal jaren geleden.
Zelf fotografeer ik bij voorkeur de hele plek. Dat verdienen de mensen die het graf bijhouden ook. Met al hun frutsels en bloemen en tekstjes. Soms wordt een kaal graf in een paar jaar een volle, goed onderhouden plek. Soms verandert het beeld: andere bloemen, andere beeldjes.
Zo heb ik gisteren en vanochtend een kleine 100 foto’s bijgedragen. Ter verfraaiing. Dit is een voorbeeld van dat laatste.

Sommige graven waren kaal (alleen een tekst, geen artikelen erbij) en blijven kaal.
Daar valt door mij weinig aan toe te voegen.
Een graf was toen de vorige fotografe de foto nam zo te zien net aangelegd (kijk naar het gras). Het lag er goed bij.
Wanneer ik de foto’s die ik dit voorjaar nam ernaast leg, schrik ik.
In zo’n geval voeg ik mijn eigen foto’s dus niet toe.

 

I can still taste you

Een belangrijk aspect van dit weblog is ‘respect’.
Respect voor de doden, respect voor hun begraafplaatsen, respect voor wie om ze treuren en ook respect voor wie niet (meer) om ze treuren.
Dat is niet iets dat ik me heb voorgenomen, dat komt vanzelf.

Ik zou willen zeggen: loop zelf eens over een begraafplaats en je weet wat ik bedoel.
Het kán gewoon niet – daar ronddwalen en dan kritisch kijken en er ‘tssk’ het *jouwe* van te vinden wanneer je iets ziet dat je niet herkent of begrijpt.
In zo’n geval past verwondering. En een pógen tot begrijpen. Wat niet altijd lukt.

In het mausoleum van Desert Lawn Memorial Park in Yuma zie ik een gedenkteken voor John die op zijn 16e of misschien zelfs 15e (er staan geen data bij) is overleden.
In 1977.
Tegen de muur is een tekst geplakt.
Van L.P. van wie ik aanneem dat het een vrouw is.
Lees de tekst.

“I was 14 and you were the first boy I ever kissed, 28 years later I can still taste you.”
Als de kus was vlak voordat John dood ging, is deze tekst in 2005 aangeplakt toen de vrouw 42 was.
Ze maakt melding van haar vader die hier ook is begraven.
En: “Another 28 years will pass John and you will still be with me.”

Mijn spontane reactie is: this creeps me out.
Want hoe verdrietig je als 14-jarige ook bent als je vriendje van 15/16 dood gaat, wanneer je 42 bent heb je toch hopelijk wel *a life* zodat hij een dierbare herinnering is maar niet meer dan dat.

‘Creeps me out’ is géén ‘respect’. In elk geval niet in de zin van: wat mooi, wat waardevol, dit verdient bewondering.
Wel respect voor de eerlijkheid van L.P. Maar haar relatie tot John die in 1977 overleed vind ik merkwaardig.

Ik aarzel daarom heel erg over het plaatsen van dit stukje.
Ik doe het toch, omdat respect 1 ding is, maar eerlijkheid is een ander ding en allebei zijn van waarde waarbij soms het een de overhand moet krijgen en soms het ander.

Ik weet wel dat ik dit nooit zou schrijven over een Nederlands graf.
Omdat ik niemand wil kwetsen.
En mocht ik dat toch doen – corrigeer me.
Alsjeblieft.

Een kadootje voor een graf

Ik denk vaak: zal ik bij een graf van een Jane Doe een (plastic) bloem neerleggen.
Als dat mag van de begraafplaats. Soms zijn die erg streng. Er mag alleen iets in een door de begraafplaats verstrekte vaas worden neergezet. En dat nog alleen in het jaargetijde dat er niet wordt gemaaid.
Wat slapjes oogt wordt verwijderd – eveneens al het andere dat los zit en soms zelfs ook wanneer het vast zit maar volgens de regels niet op prijs wordt gesteld.

Zo’n bloem bij Jane Doe mag vast wel. Tot het moment van opruimen daar is.
Maar wat als ik een bloem zou willen neerleggen bij een graf van iemand die ik helemaal niet ken? Omdat het er slecht onderhouden uitziet en ik het wil opvrolijken in de hoop zo de overledene een beetje op te vrolijken. Wat natuurlijk nergens op slaat, maar het gebaar is bedoeld als een ‘even dacht iemand aan je’.

Misschien mag het. Bij slecht-onderhouden graven. Waar blijkbaar toch geen nabestaande meer naar omkijkt.
Maar wat bij een graf dat er pico bello bij ligt? Daar ga je als wildvreemde natuurlijk niet iets bij stoppen. Wie denk je wel dat je bent, waar bemoei je je mee.

En toch – soms kan het.
Kijk eens naar dit graf. In het midden op de foto, de donkere steen op de tweede rij.
Onderaan de steen: een golfbal. Niet neergelegd door de familie. Vermoedelijk door een vriend. Omdat deze Bert in zijn jongere jaren een fanatiek golfer was.

Ik vroeg een neef van Bert, die met een andere neef verantwoordelijk is voor het graf, hoe hij dat vond. Dat iemand dat balletje daar zomaar had neergelegd.
Hij vond het leuk.

Tip

Terebinth, tijdschrift voor funerair erfgoed, organiseert een fotowedstrijd.
Het thema is ‘Dodenakkers in de herfst’, een thema dat volgens de organisatie “weinig nadere uitleg behoeft”.
Voor wie het nog niet zo snel voor zich ziet, volgt die uitleg toch:

De herfst is de tijd van de verkleurende bladeren aan de bomen, striemende regen, stormen, , paddenstoelen, mist, spinnenwebben en vroege nachtvorst. Maar er kan ook een heerlijk najaarszonnetje op een grafsteen schijnen. Mist werkt sfeerverhogend op een begraafplaats.

Ter zake:
De foto moet op een begraafplaats zijn gemaakt, met een zichtbaar vleugje ‘funerair’ in de vorm van een grafsteen, kapelletje, toegangshek etc. De sluitingsdatum voor de inzending is 1 november 2010.
Je mag maximaal twee foto’s inleveren.

Kun je ook iets winnen? Jazeker!
De hoofdprijs is een boekenbon van vijftig, de tweede prijs van dertig en de derde prijs van twintig euro.
Leuker is dat de drie winnende foto’s worden gepubliceerd in het tijdschrift Terebinth.

Meer informatie op de website van Terebinth.

Tip

Ik begon aan dit weblog werkelijk razend enthousiast.
Ik had zoveel mooie ideeën en mooie foto’s en mooie verhalen. Ik móest ze vertellen en terwijl ik er al een hoop had liggen verzamelde ik meer – onstuitbaar als ik was.

Alleen – domper – dit weblog wordt niet bekeken en niet gelezen.
Niet ‘een beetje niet’- *niet*.

Never mind (nou ja).
Vandaag zat in het Radio 1 Journaal een item over het oude kerkhof in Valkenswaard. Ik zocht ernaar en vond een wonderbaarlijk mooie site met allemaal prachtige foto’s van begraafplaatsen.

Dus ook al vind je mij helemaal NIKS, bekijk DoodStill eens.
Mooi!

Het Jezus- en Maria-bos

Gisteren was ik in Heiloo.
In mijn TomTom had ik drie adressen geprogrammeerd van begraafplaatsen. Eén ervan wou ik *niet* aandoen omdat ik problemen verwachtte – dat was het Kloosterkerkhof van de ‘Juliaantjes’. Laat ik dat adres nou per ongeluk aanklikken.
(Een man die ik ken die gelovig is zegt dat er in dit soort zaken geen ‘per ongeluk’ en ’toeval’ is)

Ik verwacht een gebouw of een kerk en daarnaast een kerkhof. Ik beland bij een Bedevaartsoord (zie ook Kloosterkerkhof). Welkom! staat er. En iets over koffie en een winkel en 16.30 dicht. Ik ben er net na vier uur dus loop ik snel clockwise door een donker sprookjesbos waar een soort kapelletjes staan over Jezus en de kruisgang (als dat zo heet).

 

Het grijpt me aan (hoewel ik het verhaal ken en vergelijkbare plaatjes ook).
Dan verderop een kunstwerk. En o! alsof het een mirage is! Maria. Zomaar in de (aangelegde) natuur. In een perk mooie bloemen aan een vijver met fontein.


Ik draai om haar heen. Ik bewonder haar vanaf haar voeten.

 
Ik ren verder. Denkend: als koffie en winkel dicht gaan, gaat de poort over nu 15 minuten misschien ook wel dicht en ik wil niet opgesloten raken.

Dan: Jezus. Een open plek in het nog steeds erg dichte bos. Rijen harde banken ervoor. Een rots en daarop: Jezus.

 
Ik wil naar hem toe en ga klimmen. Onderweg zie ik nog een kaars van de zusters van het klooster waar deze tuin toe behoort.
Op 1 rij rotsblokken van Jezus stop ik.
Als niet-gelovige past het mij niet om verder te gaan.
Raar: bij Maria kan ik wel dichter komen. Ik hád haar zelfs kunnen aanraken, had ik dat gewild (denk ik).

Ik klim terug naar beneden. Kijk nog eens, maak nog een foto, sla een kruis (wat is de waarde daarvan als je niet gelooft?) en zet mijn zoektocht naar het kerkhof voort.
Dicht bij de uitgang ontmoet ik mensen, oudere mensen, die uit de koffie-gelegenheid komen. Vooral oudere vrouwen. Moeilijk lopend. Allemaal vriendelijk groetend. Een vrouw zegt, haast troostend, tegen een andere vrouw: 15 augustus gaan we wéér.

Even overweeg ik naar de kapel te gaan.
‘De’ kapel? er zijn er twee. Misschien zijn die ook wel dicht. Het gebouw ziet er zo modern uit. Geen duidelijke kapel.
Wat moet ik er trouwens.
In mijn hoofd speelt het liedje van Kirsty MacColl: “You just haven’t earned it yet, baby – you should suffer and try (of is het: cry?) for a slightly longer time.”

Ooit-katholiek meisje verdwaald in een sprookjesbos.
Op vleugeltjes rijd ik naar huis waar ik het bedevaartoord en de Congregatie google.
‘Blauwe zusters’.
Dan kan die ene vrouw in geel die ik telkens net uit een ooghoek op mijn pad zag dus *niet* een teken zijn geweest maar was ze gewoon iemand zoals ik. Alleen mogelijk iets minder in verwarring.

Kloosterkerkhof H. Juliana de Falconieri

Via de site van Schiltmeijer ontdek ik dat er in Heiloo een kloosterkerkhof is.

Het adres blijkt het adres te zijn van het Bedevaartsoord van Onze Lieve Vrouw Ter Nood – het hek staat uitnodigend open.
Ik dool rond (daarover hier meer) en het duurt een tijd voor ik het kerkhof vind.

De poort is gesloten. Of hij ook op slot is – geen idee. Ik aarzel of ik aan de deur kan gaan rammelen.
Er komt een man aanlopen met een bos bloemen. “Is de poort al los” vraagt hij aan mij. Hij voelt eraan. Niet. Hij gaat via het klooster. Hij wel. Ik durf niet.

Weinig foto’s dus. En helemaal geen ‘sfeer’ laat staan ‘verhalen’.

 

Honneur

Ik ben geabonneerd op de nieuwsbrief van Uitvaart Internet Diensten.

Vandaag word ik gewezen op Honneur. Waar je online een Herdenkingspagina kunt neerzetten.
Met tekst en muziek en foto’s (binnen beperkingen – te gek mag het niet worden).
Voor drie jaar betaal je € 195, wil je verlengen dan kost dat per jaar € 35 en per 3 jaar € 100 (je spaart dan dus 5 Euro uit).

Er staat 1 voorbeeld online. Met zinnen die eindigen in komma’s of in niks.
Mogelijk heeft die proeffamilie het zo ingeleverd en is dit zoals ze het wilden hebben.

Ik kijk nog een keer naar de Prijzenpagina:
“U ontvangt de factuur pas wanneer de herdenkingspagina naar tevredenheid online staat. Er hoeft dus van tevoren niets betaalt te worden.”

Betaalt.
Mm.