Graven

 

 

 

 

 

 

Ash Fork Settlers Cemetery

Ash Fork is een klein plaatsje aan Route 66.
Een wat suffig ogend plaatsje, in scherp contrast met het 20 km verderop gelegen overdreven toeristische Seligman.
Volgens Wikipedia heeft het een roerig verleden en bloeide het op toen in 1882 de Santa Fe Railroad er doorheen liep. Later ging het bergaf maar in de jaren vijftig werd alles -tijdelijk- beter door Route 66.

Wanneer je er nu binnenrijdt zie je vooral vergane gebouwen en een levendige stenenindustrie. Geen idee wat voor stenen het zijn, waar ze vandaan komen en wat je ermee kunt doen.

Ietsje buiten het dorp aan de overkant van de railroad ligt de begraafplaats.
Een groot bord wijst de weg. Een grote boog zegt: hier is het. Een plaquette onthult dat in 1910 C.T. Lewis deze 12 acres kocht om te dienen als begraafplaats.

Hij ligt schitterend. Groot en ruim, schuin tegen een heuvel. Een intrigerende mengeling van links vooral oude graven en elders meer recente. Mooie beelden, bloemen. Kleine witte kruisen. Wel namen, niet namen.

Niet netjes in rijen ingedeeld maar lukrak over perken verdeeld. Zodat ik zwerf van hier naar daar en dan weer overstekend en weer terug en sommige graven zie ik meerdere keren en andere heb ik vast overgeslagen.

Tegen de achterwand een herdenkingsteken voor de Onbekende Soldaat.
Sowieso veel oud-militairen hier met meest wat verwaaide vlaggetjes.

Terwijl ik er ben rijd een vrouw rond op een maaiwagentje. Een volunteer.
Ik vraag hoe het zit net de witte kruisen zonder namen. Is onbekend wie daar ligt of is ergens een lijst en liggen er alleen geen stenen op.
Er blijkt geen lijst te zijn. Nou ja, wel een korte lijst. Maar zonder locaties.

Ze weten niet eens precies hoeveel mensen er liggen. Soms gaan ze met een witching rod het linkerdeel op. Laatst nog. Ze vonden tien nieuwe graven.

Deze begraafplaats is gratis. Je hoeft als je er wordt begraven alleen de graafkosten te betalen, niet de plek.
Mensen willen er graag begraven worden als hun familie er al ligt.
Hebben ze geen geld voor een mooie grafsteen, dan kan er via een fonds voor een arme-mensen-steen worden gezorgd. In het stadje stelt iemand voor $ 10 een steen ter beschikking waar iemand in Flagstaff helemaal gratis wat in graveert.

De vrouw met de maaimachine wijst naar een steen over mijn schouder. Hij ziet er knap uit.
Als ik het niet had geweten had ik gedacht dat-ie met opzet zo mooi simpel was gemaakt.

Sandy Cemetery

Een paar miles ten zuiden van het plaatsje Wickieup is Cholla Canyon Ranch Road.
Een mijl op deze goede zandweg zal me brengen naar Sandy Cemetery – rechts van de weg.
Ik rijd er op 8 oktober 2011 heen en ben de begraafplaats bijna voorbij wanneer ik die zie liggen.
Klein, 20 x 30 meter schat ik. Hooguit.

Een hek er omheen, struiken, hoge cactussen.
Het geluid van een specht op de top van een van de achterste cactussen.

Zo’n kleine begraafplaats, zo mooi gelegen.
Ongeveer 30-40 graven, een deel met mooie stenen, goed schoongehouden.
Twee omheiningen waarvan de ene slechts 1 graf lijkt te bevatten.

Verder hoopjes stenen die duiden op andere graven waarvan onduidelijk is of er ooit grafstenen of kruisen op hebben gestaan. De meeste graven zijn van 1890 tot 1920. Dan 1933 en 1941.
En – opmerkelijk – twee recentere graven.
Robert ‘Bob’ Tyler (1930-1990) en Laura Jean Thomas (1959-2006).
Identieke kruisen. Zijn ze hier echt begraven? Wat is de relatie tussen beiden? Of zijn het symbolische kruisen? Misschien bedoeld om uit te drukken dat hun hart hier lag/ligt?

Op verschillende plaatsen op het net zijn (korte) lijstjes met namen van wie hier o.a. begraven zijn.
Bij Find a Grave staan meerdere biografietjes – daar kom ik later op terug.

Hier vond ik nog dat Wickieup vroeger Sandy heette omdat het aan de Big Sandy River ligt. Vandaar natuurlijk: Sandy Cemetery.

Er staat ook een verhaal over de Indianen die hier ooit woonden (Hualapai en Yavapai Apaches) en de blanke settlers waar ik niet veel touw aan kan vastknopen maar dat kan aan mij liggen.
Iets verderop aan de Cholla Canyon Ranch Road ligt nog een stukje Hualapai reservation.
Te herkennen aan erg veel ‘Verboden toegang’-borden.

Desert Lawn Memorial – achterin

Desert Lawn Memorial bezoek ik zelden.
Meestal rijd ik er even overheen om via die route het naast geleden Yuma Cemetery aan te doen.

Wat me dan treft is het contrast: kleurige boeketten, ballonnen, jubelende sprinklers die zorgen voor sappig groen gras vs een troosteloze zandvlakte met onleesbare stenen en afgebroken kruisen.

Wanneer ik er op 1 oktober 2011 overheen rijd, laat ik de afslag naar Yuma Cemetery links liggen en rijd tot helemaal achteraan. Daar liggen de veteranen (en ook andere mensen) maar vooral veteranen.
Een groot monument staat er ter ere van de strijders.
Maar wat er veel minder is dan elders is sappig gras (hele plekken zijn dor) en hier zijn de meeste graven juist niet versierd.

Ik loop rond. Zie veel stenen voor mensen die ongeveer 15 jaar geleden zijn overleden, ook eerdere en meer recente stenen. Bij die van vorig jaar en dit jaar liggen bloemen. Verder amper.
Ook zitten er tussen het gras enkele erg arme kleine steentjes met nauwelijks leesbaar de naam.

Op Memorial Day zal het wel anders zijn. Dan krijgen de veteranen hun witte kruisje en hun vlaggetje (tot die weer worden ingenomen voor volgend jaar).
Maar wat een raar idee om maar eens in het jaar een weekje te worden herinnerd.

Terwijl ik rondloop zit op een paar meter afstand een vogel hard te zingen.
Alsof hij op zijn manier dit deel van de begraafplaats toch sfeer wil geven.

Desert Lawn Memorial – inzoomen op ‘achterin’

 
  
 
 

Sunset Vista Cemetery – revisited

‘Even’ wil ik op 29 september 2011 langs gaan op Sunset Vista Cemetery.
Hopend op de roadrunner die ik er zag telkens wanneer ik er was.

Ik besluit me te beperken tot de pet cemetery. Die er niet zo best uitziet. Vrijwel alles is overwoekerd. Wanneer ik onkruid even wil wegduwen voor een betere foto blijkt dat niet mogelijk, zo sterk en ruw is het.
Er zijn wel stenen maar slechts 2 wat lullige plastic boeketjes.
Ik steek over naar de menselijke doden wanneer een man me aanspreekt. Ik heb belangstelling voor de dierenbegraafplaats? Laat hij die nou net volgende week gaan opknappen. Dan moet ik terugkomen.

Weet ik dat ze een George Bush hebben? Daar, bij die boom.
Niet de echte, zeg ik. Nee, maar ze hebben ook een Noriega.
Ik spreek bewondering uit voor de mensenbegraafplaats die er mooi bijligt. Volgende week de dieren, belooft hij nogmaals. Ik beloof dat ik terugkom. Over twee weken en een paar dagen.

Ik loop nog wat rond, zie 1 vogel, niet een roadrunner.
Soms, heeft de man me nog verteld, heeft hij er drie achter z’n maaimachine. Voor de insecten.
(en ik nog denken dat ze lizards zouden eten)

Ik maak wat foto’s en wanneer ik wil wegrijden zie ik een omheining/schuur openstaan.
Veel witte kruisen. Zoals worden neergzet op Memorial Day.
Ook grafstenen. Snel een foto. Dat is een grafsteen voor een in 2001 overleden dode. Zou die binnenkort hier worden begraven? Zou er een andere steen op het graf staan?
Graven worden hier toch niet geruimd??

Van de pet cemetery nu geen foto’s: ik geef de caretakers de kans over 2 weken sterk terug te komen.

Martinez Lake Road Cemetery

Ongeveer 50 miles ten noorden van Yuma is Martinez Lake. Een ‘resort‘ is een groot woord voor de wrakke huisjes en trailers en het kleine winkeltje en het café.
Maar het is een populaire plek voor vissers en als er niet net een motorboot voorbij raast kun je er ook vogels zien.

Een mijl of vijf vóór het meer is een kleine begraafplaats: Martinez Lake Road Cemetery.
Ik las er over en hij werd beschreven als ‘located down a steep embankment’, amper te zien vanaf de weg.
Dat steep viel erg mee. En als je weet waar hij moet liggen, zie je hem direct.

Curieus is het wel, dit plekje.
Een muurtje met een plaquette, paaltjes met kabel die voor een afbakening zorgen.
Naamloze graven. Maar wel met kunstbloemen erop.

Op de plaquette staat 1 naam, Antonio Preciado (adult). Verder John en Jane Does. Volwassenen en kinderen. Overleden in 1899.
Onderzoekers van Arizona Pioneer & Cemetery Research Project probeerden te achterhalen wie hier liggen. Ze benaderden The Yuma Women’s Reel & Rod Club die in 1977 de plaquette plaatste maar kregen geen reactie.

Van Denise Bausch, Visitor Services Manager van de Imperial National Wildlife Refuge ontvingen ze dit:
“In the 1800s a Hispanic family came up river on a steamboat and settled at what is now Fisher’s Landing. They all died in a Small Pox epidemic and were buried on an island in the lake. When Imperial Dam was to be built, O.C. Johnson Mortuary dug up the remains and moved them to the cemetery. I believe the original island was inundated when the Dam was built. The cemetery is now maintained by the Women’s Club. Unfortunately, that is all the information I have at this time.”

APCRP verhaalt over de Colorado rivier, de Imperial Dam en een klein begraafplaatsje dat door het aanleggen van de dam onder water kwam te liggen zodat de lichamen werden verplaatst.
Dit was dat begraafplaatsje.
Zoals over de grens in Californië Potholes werd verplaatst.

Interessant is nog dat O.C. Johnson Mortuary is opgericht in 1907 om in 1937 het Johnson Mortuary and Desert Lawn Memorial Park te worden, de grootste netjes bijgehouden begraafplaats in Yuma.

Wellton Memorial Cemetery

Wellton is een kleine stad 50 km ten oosten van Yuma.
Ten noorden van I-8 ligt een ouderwets stukje stad dat wat slaperig aandoet, grenzend aan velden en in de verte de bergen.
Ten zuiden van de snelweg is een klein winkelcentrum en een nieuwbouwwijk.

Daar tegenover ligt een kleine begraafplaats op twee aparte grasvelden waarvan 1 nog amper in gebruik is zodat die prima dienst zou kunnen doen als speelveldje voor honden.
Maar honden zijn er verboden net als leuke beeldjes bij grafstenen en bloemen mogen alleen in goedgekeurde vazen die je kunt kopen bij het kantoor.
Mocht je toch je bemind persoon op je eigen manier met een engeltje of een weelderig boeket in een eigen vaas willen herdenken, worden je spulletjes -dreigt het bord- zonder pardon verwijderd.

Wellton Memorial Cemetery is op een enkele steen na ‘lawn cemetery’.
Platte stenen, meest alleen met tekst, sommige met foto’s erin. Ik schat iets meer dan 300.
De oudste is van 1959, dan van 1973 maar de meeste zijn vanaf 1980 tot nu.

Ook vierkante stenen met onbeholpen de namen erin gekrast. Gewoon tussen de andere, dus niets wijst erop dat die ouder zouden zijn.

Bij deze ‘gekraste’ stenen staan twee nieuwe kruisen. Ik associeer ze met: twee jonge knullen omgekomen bij een autoongeluk.
Ik google op beide namen (veel gangbaarder dan Rivera en Miller -zelfs in combinatie- vind je ze helaas niet), ik blader online door de Yuma Sun maar: niets.

Chloride – 3

Chloride Cemetery bezoeken is een feest. Door de mooie ligging, door de creatieve graven.

In mei 2011 ben ik er 2x.
De tweede keer is vlak voor Memorial Day.
Het is duidelijk dat wordt gerekend op bezoek.
Er staat (dat is nieuw) een wc bij de ingang.

Er staan nieuwe bankjes.

Er is losliggende troep bijeen geharkt (er blijft nog genoeg troep over).

Hoe vaak ik hier ook rondloop, ik blijf mijn ogen uitkijken.
Wat me nu opvalt is dat twee echtparen vast een plek zand hebben gereserveerd door er stenen neer te laten leggen.

En deze steen vond ik ‘gewoon lief’.

Charles Coverdale

Chloride Cemetery heeft ook ‘gewone’ stenen, maar die zijn in de minderheid.
Dit graf viel me in mei 2011 op.


Door z’n knulligheid.
Houten kruis met verf, niet helemaal klaar-geschilderd, niet goed nagedacht (maakt althans die indruk) over de verdeling van voor- en achternaam.
Woeste berg stenen, ook wat blauw op gekladderd.

Bij FindaGrave staat meer informatie: Charles William Coverdale Jr heet de man volledig. Geboren in 1963, overleden in 1998.
Dat is ook meteen alles dat ik kan vinden.

Toen (2005) stond hier een ander kruis. Waarop vermeld dat de roepnaam ‘Billy’ was. En dat hij Father, Husband, Son and Brother was.
Merkwaardig dat toen het kruis werd vernieuwd (waarom eigenlijk?) en alle extra info werd geschrapt de voornaam niet de roepnaam Billy werd, maar de officiële eerste voornaam Charles.

Maar het gaat me niet om de voorkant van het houten kruis. Het gaat me om de achterkant.

De oproep om Jack te bellen. Aan Sandy of Billy of Chantell. Mét telefoonnummer. En (voor Sandy en Chantell?) de toevoeging dat hij ‘Billy’s brother’ is.
Woonachtig in Bullhead City.

Is hij het nummer van zijn broer Billy kwijt? Waarover wil hij Sandy en Billy en Chantell spreken?
En verwacht hij dat die eerder dit graf zullen bezoeken dan dat ze op het prikbord van een naburige supermarkt de boodschappen zullen bekijken?

Desert Lawn Cemetery – 2

Op 24 mei 2011 bezoek ik deze begraafplaats voor de tweede keer.
Ik rijd naar het veld dat het verst vandaan ligt van waar ik de eerst keer was. En ontdek meteen dat de begraafplaats wel groot is maar niet zó groot als ik eerst dacht.
Vier velden. Enkele kasten met urnen.

Ik stap uit en word meteen aangevallen door vliegen. Ik wuif ze weg, bekijk graven, maak foto´s en zie uit mijn ooghoek dat rechts verderop (ik benader het veld van links boven) een terreinknecht vol toewijding twee vierkante meters gras staat aan te harken – uit *zijn* ooghoek kijkend naar *mij*.
Ik neem me voor het veld vanuit links te benaderen en dan voordat ik bij hem ben terug te lopen. Tenzij hij me eerder aanspreekt (daartoe bereid ik een tekstje voor).

Verder lopend wordt het met de vliegen steeds erger.
Is het mijn anti-zon-spray, vraag ik me af. Tot ik een dode vos zie liggen. Dicht bij de stenen. Op nog geen 40 meter van de schoffelaar. Die zijn werktijd dus écht beter kan besteden dan te loeren naar mij.

Dan: een begrafenis. Zodat ik me uit de voeten maak.
Maar misschien nog even – ander veld – de graven die ik vorig keer bezocht?
De kindergraven. En -enkele stappen op een veld daar weer naast- nog een aantal graven.

Indrukken, indrukken.
De service is al snel voorbij.
Het personeel ruimt op. “Have a nice one!” roept men elkaar toe.
Interessant altijd, die mengeling van leven en dood op een begraafplaats.

De roadrunner die ik hier de vorige keer steeds zag, zie ik dit keer niet.
Vermoedelijk vond hij dat er té veel leven was.

Loving Mother & Loving Daughter


De symboliek ken ik niet (en misschien is die er ook wel niet) maar de kar met engelen trekt de aandacht.
Moeder en dochter Zavala. Allebei overleden op 3 april 2007.

Het is een treurig verhaal. Te vinden in veel kranten in de regio. Ik citeer uit de Golden Sun eXtra:
Officers said that Tuesday morning Feinner had argued with his wife about her intent to file for divorce. He grabbed a hunting knife and stabbed her repeatedly.
When Zavala, who was wheelchair-bound, attempted to intervene, he stabbed her several times.
Then Feinner killed the family dogs, two Chihuahuas who were reportedly making noise.
He then reportedly telephoned his sister at work and told her what he had done. She called police.

Twee jaar later staat Ari Benjamin Feinner (46) terecht. De officier van Justitie eist de doodstraf.
De rechter ziet ‘sufficient cause for leniency‘ omdat Feinner het syndroom van Asperger heeft. Bovendien heeft de man spijt.
Geen doodstraf dus maar 2x levenslang – achter elkaar uit te zitten.

Op de kar staat een engel met tekst.
Love who you are.
Daar zit vast een heel verhaal achter dat zich niet zo snel laat googlen.

John Patrick Boyle

Een grote engel zie je nog wel eens op een begraafplaats.
Deze steen in combinatie met een meer dan manshoge brandweerman mét bankje maakt indruk.


John Patrick Boyle was brandweerman. J.P. stond, volgens de steen, voor ‘Just Perfect’.
Hij was zo jong toen hij dood ging (26).
Ik google zijn naam. J.P. was de eerste baby die in de (jonge gemeenschap) Golden Shores is geboren, lees ik in de Golden Sun eXtra News.

Hij laat ouders achter en veel familie and was faithfully loved by Melinda Polyak, Fiancee.

“JP was a loving son, brother, fiancee, and member of the community of Golden Shores his entire life. He was a dedicated firefighter who never missed an opportunity to lend a helping hand. He loved sand, water, and fire and lived every minute of his life to the fullest.”

Waaraan hij is overleden kan ik niet vinden.

Mountain View Cemetery – 3

Op 17 mei 2011 staat er een mini-storm in Kingman.
Oppassen voor gusts van wel 30 mijl.

Geen mooie dag voor begraafplaatsbezoek. Maar dit is 1 van mijn favoriete cemeteries en ik kan het niet laten. Ok – niet een uur dwalen langs beelden. Even kijken bij het oude deel. Waar auto’s niet mogen rijden. Waar identieke stenen staan. Met erin gekraste namen. De pioniers.
Een verlaten zandvlakte. Geen cypressen. Geen paden.
Ik reed er eerder langs. Maar dacht toen: engelen en heiligen en troetels – daar doe ik het voor.

Dat was toen en dit is nu.
Waar ik tot mijn stomme verbazing en blije verrassing zie dat een deel van de stenen is versierd.
Niet allemaal. Maar een deel wel.

Met bloemen. En (dit is echt bijzonder, vind ik): diertjes.
Katten, honden, vogels. Van ‘best mooi’ tot superkneuterig.
Op een aantal zitten nog stickers van yard sales.



Wie heeft dit bedacht? En: waarom?
Versieren, dat snap ik. Maar waarom de diertjes en poppetjes?
Dit zijn maar enkele voorbeelden.
Toen woei ik weg.

“Five who cared”


Deze steen zie ik voor het eerst in mei 2010.
Ik maak een foto en diezelfde middag gaat mijn fotokaartje in rook op (wijze les: een 2GB-kaartje kan *niet* in een oude Olympus-camera, ook al zegt de Olympus-Helpdesk van wel, het maximum is 512MB).
Het is 1 van de laatste dagen van mijn vakantie, de volgende dag ga ik terug naar de begraafplaats maar ik kan de steen niet zo snel vinden.
Ook in september 2010 vind ik hem niet.

Vijf keer bezoek ik in mei 2011 Mountain View Cemetery en op dag drie: daar is-ie.
En opnieuw sta ik erover gebogen me te verbazen en me af te vragen of er staat wat ik dénk dat er staat.

Ernaast de steen van mevrouw Lowman die érg oud is geworden en een ‘loving mother’ was.

Terug naar de tekst op de steen van John Wesley Lowman Who left a loving wife and seven children, five who cared

Toen ik de steen het eerst zag en ook nu weer denk ik dat daar staat: John Wesley Lowman had een liefhebbende vrouw en zeven kinderen maar van die vijf kinderen waren er maar vijf die iets om hem gaven. Dat is wel ‘duidelijk’ – kwa tekst. Dat is een harde slag in het smoel van de andere twee.
Wat kunnen die hebben gedaan dat iemand zoveel bitterheid op zijn grafsteen wil hebben.
En waarom dacht moeder Lowman niet toen hij dood was ‘ok, heb ik hem beloofd, dat ik er zo’n pijnlijke tekst op zou zetten maar laat ik dat toch maar niet doen’.

Ik google to care denkend en half hopend dat een mij onbekende betekenis van het werkwoord is ‘overleven’ oid.
Maar nee.

Yuma Cemetery – 3 (Old section)

Wanneer ik op 7 mei 2011 opnieuw Yuma Cemetery bezoek, word ik me erg bewust van wat Liesbeth bedoelde in een commentje met ‘weg van de waan van de dag’.
Er zijn weinig begraafplaatsen waar ik me zo ’tussen de doden’ voel.

Op weg erheen weet ik nog niet welk deel ik zal bezoeken.
Langzaam over de paden rijdend zie ik in het fraaie katholieke deel twee mannen aan het werk bij een graf. Zo te zien knappen ze een steen op. Morgen eens kijken, denk ik. En rijd door naar het verste deel met de aller armoedigste stenen. Ik vermoed dat dit het oudste deel is.

Alleen: het ligt op enkele tientallen meters van een klein parkje (meer een grasveld) waar zwervers rondhangen.
Ik ben niet overdreven bang maar als ik zelf arm was en ik zag een vrouw met een grote auto aanrijden en dan met alleen een camera tussen graven rondlopen zou ik wellicht ook op rare gedachten komen.
Dus parkeer ik verderop en loop naar waar de laatste tien jaar wordt begraven en waar op enkele uitzonderingen na identieke saaie stenen staan.

Door elkaar gewone arme mensen en John Doe’s resp. Unidentified Skeletal Remains (waarop dan staat dat de geboortedatum onbekend is en de sterfdatum ook maar een ‘Gevonden’ datum hebben ze wel).
Mij valt op hoe weinig graven worden onderhouden. Al na een paar jaar (en soms: direct) trekken de achterblijvers de handen er vanaf.
Er zijn uitzonderingen. Met engelen en prullaria.

Een enkel graf stikt van de kunstbloemen.
In het graf ernaast (Unidentified Female) is ook een bosje kunstrozen geprikt.
Zou iemand als ik dat hebben gedaan. Vanwege het contrast. Denkend: dat ene bosje, dat mag vast wel. Het is deze vrouw die eeuwig onbekend zal blijven en aan wier graf nooit nabestaanden iets liefs nalaten, zo gegund.

Of zou de familie van het overladen graf het zelf hebben gedaan? Denkend: ze rusten samen, zij mag ook wel iets leuks hebben in haar leven na de dood.

Daar kan ik uren over nadenken.
En liefst zou ik voor al deze doden iets meenemen. Voor de onbekende botten en voor wie na een paar maanden al geen bezoek meer kreeg.

De familie DeCorse

Lopend over Section B van Yuma Cemetery zie ik in de verte, helemaal in een hoek, een aantal grafstenen in een met keien afgezet perk.

De route erheen voert over prikplantjes. Het perkje zelf is een ietsje beter onderhouden.
Wat op deze begraafplaats al snel het geval is (dat ‘ietsje beter’).

De naam van de overledenen: DeCorse.
Ongeveer 20 graven. Van zeer primitief tot wat bewerkter.
De oudste steen is uit 1891. Van Albert DeCorse (zie foto).
Het meest recente graf is van Evelyn DeCorse, née Curtiss.
Het is uit 1999.

Wie is deze familie, vraag ik me af. En waarom begraven aan het uiterste eind van de begraafplaats.
Op de tweede vraag vind ik geen antwoord. Over de familie vind ik wel informatie. Mooie informatie.
Sprookjesachtig mooi.

One of the most remembered of all of the figures of Yuma’s history during the latter half of the 19th century is Dr. Albert DeCorse.
He established the DeCorse name and its heritage in Yuma’s history in the years proceeding 1868.

Dr. Albert DeCorse set up his medical practice in Yuma in the early 1860s.
He was married to a Yuma Indian Princess named Maria de Luce Diaz and it was a very happy marriage.
Since Mrs. DeCorse could speak five languages and the Doctor could speak Spanish, French, English, and Indian, there fortunately were no language barriers to obstruct his work.

Since a large percent of the wealth of the city was due to mining, DeCorse received mostly gold nuggets in payment for his doctoring fees.
This dedicated family had six children, five boys and one girl.
Dr. DeCorse died on June 1, 1891, at the age of 57.

Het bed van de Richeys

Veel Amerikaanse graven hebben kleine hekjes. Of iets grotere hekjes.
Vaak voor een echtpaar. Soms voor een hele familie.

Doorgaans zijn dat hekjes bedoeld als afrastering: dit stukje aarde is van ons.
De Richeys hebben een bed.
Een groot, ouderwets bed. Dat veel ruimte inneemt in het landschap.

Hij ligt links. Vanuit de kijker gezien. Hij is ook het eerst gestorven.
‘Bud’ werd hij genoemd. Zijn echte voornamen (hier afgekort) zijn James Relaford.

Op de steen: Dec. 1895 – Oct. 1972
Our beloved
Husband and Father
Resting from a job well done.

Mooie tekst vind ik dat: Resting from a job well done. Die zag ik niet eerder.

Zij was 5 jaar jonger en overleed 6 jaar later.
Haar naam is Nora Anne Richey, ‘meisjes’naam Deckard.

Op haar steen: Oct. 18 1900 – Jan. 2 1978
Our beloved Mother
Our Life, Love and Eternal Faith.

Ik weet niet hoe die tekst te interpreteren. Ik dénk dat het iets betekent als: ze heeft ons het leven gegeven en liefde. En verder was ze erg gelovig.
Maar misschien zit ik er helemaal naast.

Wat ik ook nog mooi vind: de bloemen aan het, wat roestige, bed.
Niet vers, maar vers genóeg (ook voor kunstbloemen) in een verwoestend woestijnklimaat.
De zijne rood, de hare geel.

Voor altijd samen in dat bed, afgescheiden van de rest van de wereld.

Fraternal Order of Eagles en Veld K

Op 8 mei 2011 zie ik langs een niet erg groot grasveld een bord staan: Fraternal Order of Eagles.
Het grasveld is matig onderhouden maar de meeste stenen zien er behoorlijk uit.
Klein muurtje er omheen. En daarachter een troosteloze zandvlakte.

Die wil ik eerst zien.

Als je helemaal doorloopt zie je dat het veld eindigt aan een smalle weg.
Amper afgezet is de begraafplaats (paaltjes met slap koord).
Aan de overkant ligt een sloperij met autowrakken.

Kijk dat graf dicht bij de paaltjes er eens treurig bij liggen. Zo aan de straat. Weggemoffeld.
Laat ik dat maar van de andere kant fotograferen. Sjiek wordt het er niet van, maar ietsje minder tragisch.

Zo lijkt het zelfs nog wel wat, dat veld.

Tot je wat beter kijkt naar de meest onleesbare stenen en de kruisen.

Er zijn gelukkig ook een paar uitzonderingen.

Dan alsnog het veld van de Fraternal Order of Eagles. Volgens Wikipedia is dat een organisatie van weldoeners. We hebben o.a. Moederdag aan ze te danken.
“Membership is open to any person of good moral character, and believes in the existence of a supreme being.”
Elders vind ik iets anders: “Het lidmaatschap van de orde staat open voor blanke volwassenen die geloven in een opperwezen. Hoewel de reglementen de toelating van niet-blanken niet formeel verbieden is het, door de wijze van stemming over kandidaten nagenoeg uitgesloten dat zij lid kunnen worden.”

Ik heb geen idee wat waar is, maar op het veld kwam ik een Latina tegen bij het graf van haar broer Arthur Sanchez.
Zij vertelde me dat niet alleen leden van de Orde op het veld konden worden begraven, maar ook hun familieleden. Zij zelf bv.
Wat haar wel verbaasde was de ene steen voor Unknown waarop ik haar wees.

Zelf kan ik die ook niet plaatsen. Al is hierin mogelijk een aanknopingspunt te vinden (weer via Wikipedia): “The organization’s success is also attributed to its funeral benefits (no Eagle was ever buried in a Potter’s Field).”
Maar dan nog. ‘Unknown’ zou dan lid of familie van een lid moeten zijn geweest en om hem of haar als zodanig te herkennen moet die toch een naam hebben gehad.

Nog een laatste blik op het veld en de aangrenzende velden. Nu uitkijkend op vak J en (onder de bomen) het kleine parkje met de daklozen.

Ricardo Aguayo Lino

Een groot maar niet echt mooi graf op een veld met voornamelijk kleine, identieke arme-mensen-steentjes.

Op de steen een naam en de jaren 1932-1951. Verder een kruis en een klein bosje bloemen.
Ik zoek het death certificate op. Dat kan in Arizona.
Niet alle overlijdens- en geboorteberichten staan op deze site. Maar een deel wel. Tot 1960 althans.

Uit dit Certificate of death blijkt dat Ricardo is geboren in Mexico en dat hij daar ook woonde. Hij werkte als landarbeider.

Op 19 juni 1952 is hij dood aangetroffen in de woestijn 15 mijl ten zuiden van Yuma.
Doodsoorzaak: uitdroging. Wat weer is veroorzaakt door: Lost on desert without water.
Op het formulier staat nog: Interval between onset and death 2 days.
Ik vermoed dat dat een soort gegeven is. Dat je na twee dagen zonder water in de woestijn doodgaat.

Tegenwoordig overlijden veel mensen in die woestijn omdat ze in de hoop op een beter leven in Amerika vanuit Mexico er doorheen trekken. Zonder water of met te weinig water.
Wat deed Ricardo daar? Hij woonde volgens het document in Mexico. Was hij ook wat we nu een illegal alien noemen?

Ik probeer na te gaan hoe het destijds zat met Mexicaanse arbeidskrachten in de VS.
Wat vooral naar voren komt is hoe ambivalent door de jaren heen met ze is omgegaan. Van van harte welkom via uitgebuit naar eruit gezet naar weer toegelaten.
En nu dus weer ongewenst.

In welke periode van gewenst/ongewenst Ricardo in de woestijn belandde weet ik niet.
Mogelijk was hij ook helemaal niet op zoek naar werk.

Opmerkelijk: dat hij in Yuma is begraven en niet thuis. Met een relatief mooi graf (voor deze begraafplaats).