Achter slot en doek

Zeker 1x per jaar bezoek ik het Armenveld van de begraafplaats in Holtville, Californië.

‘To pay my respects’ drukt het eigenlijk wel goed uit: als blijk van ‘er wordt aan jullie gedacht’ aan de vele onbekende doden die daar liggen begraven.
En aan de armen voor wie de familie, als die er al was, geen graf in het mooie groene grasveld kon betalen.
Zodat ze hier op kosten van de gemeenschap in de grond worden gestopt met op die plek alleen een baksteen met hun naam.

Ook maak ik voor Find a Grave memorials van de stenen met namen.
Een heel enkele keer (maar voor die enkele keer dóe ik het) vindt iemand zo een verloren gewaand familielid terug.
Dat alleen al is een reden het Veld bij te houden en in kaart te brengen wie er in dat jaar aan is toegevoegd.

Verboden
Bij het Potter’s Field staat al jaren een bord met Verboden Toegang.
Maar als je over een laag touw stapt en honderd meter verder loopt over een zandpad, ben je er.
Althans zo wás het.

Wanneer ik op 5 mei 2013 het terrein van de begraafplaats op rijd, blijkt de toegang tot het terrein er achter te zijn afgesloten.
Naast het (vertrouwde) No-Trespassing-bord staan palen en daartussen is groen doek gespannen.

In het midden: een hangslot.

Ik kijk over het doek heen, wat nog niet meevalt want het is vrij hoog gespannen.

Ik houd de camera omhoog en zoom zo goed mogelijk in.
Kruisen.
Niet erg veel, maar: kruisen.
Dat betekent dat de Border Angels niet al te lang geleden moeten zijn langs geweest.
Zou dat de aanleiding zijn geweest om de afrastering te plaatsen?

Bekijk ook eens dit filmpje van de Border Angels.
Ze plaatsen niet alleen kruisen, ze plaatsen ook water in de woestijn om de illegalen die via Mexico komen van de dorstdood te redden.

Instortingsgevaar

De laatste keer dat ik in Holtville ben, word ik aangenaam verrast door de op het Potter’s Field versierde graven. Handbeschilderde houten kruisjes, voor elk graf 1.

Ik ben erop voorbereid dat het er nu minder feestelijk zal uitzien. Storm en regen hebben vast omgeblazen en weggewaaid.
Dat klopt.
Maar wat is er met de grond gebeurd?
Hij is nat, ik zak er een beetje in weg. Klei is het maar van een speciaal type.
Grote, zware auto’s hebben over het pad gereden en diepe sporen getrokken. Aan de zijkant van het pad en deels erop liggen houtsnippers.

Ik heb genoteerd waar ik vorige keer ben gestopt en pak het fotograferen weer op bij Row 9.
Niet alleen zijn kruisjes weg, zie ik. Ook stenen ontbreken. Hoe kan dat nou? Die waaien niet weg en niemand zal ze toch meenemen? Soms staat er nog wel een mager kruisje maar ontbreekt de steen. Ik herinner me dat vorige keer ook niet alle graven een steen hadden, maar nu lijken dat er meer.

Wat echt erg is: er zijn gaten. Niet onschuldige gaten zoals van holletjes van gophers. Echt diepe gaten. Kuilen. Ik voel de aarde veren. Ik aarzel of ik hier wel mee door moet gaan.
Ook gedachtig de verhalen (ja hoor, daar gaan we weer: op dit moment grijpen horror stories die vast zijn verzonnen hun kans).
Ik denk dus: dadelijk zie ik botten. Of op z’n minst een body bag.

Maar ik ben er nu toch en zal de graven met de grotere kuilen mijden en mijn fotoronde afmaken.
Dan, op row 13 een echt diepe kuil. Kijken? Kijken.
Vanaf toch veilige afstand zie ik niets. Geen botten, geen grijpende handen. Foto’s maken dus maar en die straks goed bekijken. (Wat niks oplevert)

Het is een deprimerend bezoek vandaag. Dus maak ik om mezelf wat op te vrolijken of op z’n minst de gedachten te verzetten een wandeling over het mooie deel van Terrace Park Cemetery.
En ontdek dat je ook hier als graf(steen) je stevig bestaan niet zeker bent.

De verhalen over Holtville cemetery

Ik ben niet de enige die wordt gefascineerd door de armenbegraafplaats in Holtville.
De Border Angels, die in de woestijn water en kleding achterlaten om de illegalen te helpen, brengen hier ook regelmatig een bezoek. Zij plaatsen de kruisen. En ze bidden.

Ik vind online een paar verslagen van studentes die als vrijwilligster waren meegegaan.
En een verslag van Jay Johnson-Castro. Een activist.
In februari 2007 bezoekt hij Terrace Park cemetery. Hij beschrijft het Potter’s Field als ‘a secret cemetery’ en ‘hidden from public view’.

A few basic details
Here’s a few basic details that we learned. According to local folks, there are no public burials. The victims are buried around 2am or 3am…by women “slaves”. There is no evidence of a dignified burial with some kind of ceremony.
No one knows how many are really buried there. No one seems to know if they are…or how many are…men, women or children. Although one knowledgeable Latina says that there is a cemetery in San Diego with nothing but unidentified children in it.
No one knows if the buried persons are in caskets or body bags…or. No one knows whether autopsies were performed. No one knows exactly where the actual graves are. No one knows who pays for the burial…or how much.

Massagraf
Hij redeneert verder dat het gaat om een massagraf. Op basis van de grond denkt hij dat.
Hoe hij tot die conclusie komt – ik kan het niet volgen. Maar lees het artikel en oordeel zelf.

Wat mij stoort in zijn aanpak is het ‘niemand wil erover praten maar door de locals te ondervragen *ontdekten* wij…’ en dan allemaal nare dingen bv zoals over die ‘women slaves’.
Nog een citaat: ‘One knowledgeable Latina says that there is a cemetery in San Diego with nothing but unidentified children in it.’
Tjee. Laat je dat nou zó kunnen googlen. En er is niks geheimzinnigs aan.

Nobody knows
In een ander artikel wordt deze Johnson-Castro sprekend opgevoerd. “They say women are brought here in the middle of the night to do the burying,” says Johnson-Castro. “The federal government contracts with Imperial County to pay the city to bury these people, and nobody knows who they are. These are totally anonymous people who died as a result of our pathetic immigration system. Nobody is thinking of these people. The bodies are just thrown into the ground and dirt is pushed over them with a blade.”

Zo gaat iets een eigen leven leiden. Maar elders vind ik bij (volunteers) Lila en Samantha dat ze ‘coffins’ zagen (klaar) staan.
En hier zie ik planken klaar gelegd om te markeren waar een graf moet komen. Een eenpersoonsgraf.

Autopsies
Het artikel in de New York Times waaruit ik eerder citeerde vertelt het zeer gedetailleerd. Dat er wel degelijk autopsies zijn, dat ze proberen de familie te vinden. Om een praktische reden: dan hoeft Amerika niet voor de kosten van het begraven op te draaien. En dat wordt begraven in een laken en een kist van ‘particleboard’.
Nu kun je zeggen: jamaar, dat artikel is uit 2004. Klopt.
Maar dan zou ik willen weten wanneer ze daarmee zijn gestopt en waarom.
Ipv wild te roepen over massagraven en slavinnen.

Kruisen
Er is nog een aspect waarover onduidelijkheid bestaat. De kruisen.
De Border Angels zetten ze regelmatig neer. Waarom ‘regelmatig’? Omdat de begraafplaats ze weg haalt, heeft Lila gehoord.
Omdat de stormen ze wegmaaien, lees ik elders (ook uit de mond van de oprichter van de Angels, Enrique Morones).

Ik wou dat iemand het eens goed uitzocht ipv zich over te geven aan gruweltheorieën en mythes.
Alsof de werkelijkheid niet erg genoeg is.

Versierde kruisen

Ik wil ze opnieuw bezoeken, de onbekende doden van Terrace Park Cemetery.
De graven fotograferen waar ik de vorige keer niet aan toe kwam.
Mij staat niet helder voor de geest welke rijen ik toen koos. Maar desnoods zitten er wat dubbels bij.
In elk geval kan ik pebbles/marbles achterlaten.

Over de goed bijgehouden relatief kleine begraafplaats loop ik op 14 mei 2011 naar achteren. Stap over de ketting, loop het lange pad af. Maak een foto: aan het eind van dit pad achter die heg, daar is het.

Ik ben bij de heg en: een wonder.
Alle graven hebben kleurige kleine kruisjes.
Iemand heeft voor de doden gezorgd.

Ik ga dichterbij. Elk kruis heeft een ‘Niet vergeten’ als tekst, meest in het Spaans, een enkele keer in het Engels.
Alle kruisen zijn anders. Met de hand beschilderd. Sommige erg mooi.
Helaas zijn er ook al wat omgevallen en afgebroken. Voor zover mogelijk leg ik ze als ze zijn weggewaaid dichter bij hun steen.

Ik fotografeer de rijen 1 t/m 6 en een paar stenen met kruisen op rij 1A.
Veertig doden op een rij. Samen ongeveer 250.
Ik neem me voor over twee weken terug te gaan.
Voor de andere zes+ rijen.

Ik zal vast stenen van John en Jane Doe’s fotograferen die ik al eerder op Find a Grave zette.
Maar nu kan ik daar een mooiere foto aan toevoegen.
Niet langer een simpele steen met John Doe en Row zoveel nummer zoveel.
Maar een eigen kruis erbij. En wat pebbles. Die ik nooit fotografeer omdat ik dat ervaar als een soort geschiedvervalsing.
Niet vergeten.

Ik heb moeite me van het armenveld los te maken.
Wat een geweldige mensen hebben dit gedaan.
De Border Angels misschien?

John Doe na John Doe na Jane Doe

Wanneer ik op 14 mei 2011 op deze begraafplaats ben wil ik alle stenen fotograferen.
Zodat ik alle, meest naamloze, doden tzt een plaats kan geven op Find a Grave.
Omdat elk mens die plaats waard is. Ook al blijft er niets meer van haar of hem over dan een baksteen met ‘John Doe’ of ‘Jane Doe’ en het nummer van de rij en het graf: Row 5 – 7.
Op die manier.

Ruim tweehonderd foto’s neem ik.
Systematisch.
Helemaal klaar ben ik dan niet maar wel tot op ongeveer de helft.

Drie dagen geleden begin ik met de stenen 1 voor 1 op Find a Grave zetten.
Nadat ik eerst een lijst heb gemaakt (handmatig, je kunt er niet op sorteren) van de John en Jane Doe’s die ik al eerder heb toegevoegd. Slechts te onderscheiden op hun rijen met nummers.
Wat al behoorlijk troosteloos is.

Ik bewerk elke foto, voeg elk individu toe, neem die dan ook op in mijn Virtual Cemetery van de Lost Souls en deel bloemen en kaarsjes en engelen en soms een tekst uit.
Wat warm and fuzzy voelt. In het begin.

Dan heb ik tachtig of misschien honderd of misschien nog meer mensen toegevoegd en ik merk steeds meer dat ik er genoeg van krijg. Omdat het sáái is. Al die John Doe’s.
Een enkele Jane zorgt voor afleiding. Maar de meeste zijn toch Johns en de kruisjes gaan ook steeds meer op elkaar lijken.

Nog meer dan 100 te gaan, zie ik.
En denk stiekem: zal ik ze een tijdje laten liggen. Eerst wat *leukers* doen.
Mooie engelen en andere beelden, mooie levens- en doodsverhalen.

Waarmee ik me schuldig maak aan dat wat ik wil voorkomen. De naamloze doden afdoen als verwisselbare wezens.
Niet als individu relevant. Omdat ik hun geschiedenis niet kan achterhalen.

Niet doen dus.
Doorstomen. John Doe na John Doe na John Doe.
Zoals ze ook 1 voor 1 na elkaar in de woestijn van Imperial County zijn gevonden.

John en Juan Does (en arme mensen)

Ik had over ze gelezen en ik wou ze zien – de graven van de illegalen die dood in de woestijn of de irrigatiekanalen tussen Mexico en Californië zijn gevonden.
Terrace Park Cemetery heeft er rijen van. Las ik. Honderden. Alleen kan ik ze eerst niet vinden.
Dat klopt omdat ze op een apart terrein liggen, afgesloten met een touw en ‘verboden toegang’.


Caretaker/gravedigger Martin (Sanchez) brengt me erheen. En wat direct opvalt is hoe het mooie versbesprenkelde gras na het touw abrupt overgaat in klei. Zanderige klei en -kan ik me zo voorstellen- als het geregend heeft plakkerige kleefklei waarin je wegzakt tot je enkels.
Ik maak foto’s naar links en naar rechts.


Links is het veld vol, rechts is nog plaats voor graven van veel mensen.
Ze hebben stenen met een nummer en soms een houten kruis.
Het zijn niet alleen illegalen die hun verlangen naar een beter bestaan met de dood hebben moeten bekopen.
Het zijn ook arme mensen. Geen geld voor een graf, begraven op kosten van de overheid.

Ik vind twee artikelen (er zijn er vast meer).
Een uitgebreid verhaal in de New York Times van 2004, ook over de kosten: $ 440 for the plot and $ 457 for the coffin, sheet, nails and transportation. Tel daarbij de autopsie en het gekoeld bewaren en het totaalbedrag is -in 2004- per John Doe $ 2500.
Via de cache van google ook een artikel uit de Imperial Valley Press van oktober 2009:

(..) it’s toward the back where 508 gravesites for people of limited means are kept, with 271, or 53 percent, of those graves comprising of U.S.-born citizens, said Chuck Jernigan, superintendent of the Central Valley Cemetery District.
But 237 of those gravesites, or 46 percent of the one-acre area, are made up of John Does, Jane Does or unidentified people. Included in the mix are undocumented immigrants, Jernigan said.

Ik wist toen ik hierheen ging wat ik zou aantreffen, dacht ik.
Ik had erover gelezen, ik had foto’s gezien. Sterker: ik ging hierheen omdát ik de graven wou zien en beleven.
Ik was niet voorbereid op hoe het zou vóelen. De troosteloosheid.
Het stap voor stap, meter voor meter, graf voor graf, onbekende na onbekende. Nog een rij. Nog een steen. Een kruisje, een omgevallen kruis, geen kruis.
Daartussen 1 échte steen (hoe kan dat nou? alsnog later hier geplaatst?).
Mijn opzet is álle graven fotograferen, álle doden een plaats geven.
Hier of bij Find a Grave.


Maar het zijn er te veel, het is te warm, de troosteloosheid vliegt me aan, ik ga harder lopen, ik klik niet meer alles, ik geef op.
Ik ga terug. Volgend jaar in mei.

Onbekende doden