Potter’s Field

Het bezoek aan het Potter’s Field van Evergreen Cemetery op 20 september 2011 doet me totaal van koers veranderen.

Mijn idee dat ik alle onbekende doden die ik tegenkom een plaats moet geven op Find a Grave en ook hier, laat ik noodgedwongen varen.
Alleen al op dit veld liggen er duizend (zo niet meer). Wat is de zin van het invoeren van John Doe -cijfer- en John Doe -cijfer- en dat dan duizenden keren?
Niemand zal ooit weten wie deze onbekende doden zijn. Zij ontlenen er geen troost aan en hun nabestaanden evenmin.
Vanaf nu richt ik mij op de armen met wél een naam. Ook al is dat vaak slechts een achternaam (met al dan niet eraan toegevoegd -cijfer-).

Op 20 oktober 2011 ga ik terug.
Ik weet nu hoe het veld eruit ziet maar zoals vaker met begraafplaatsen doet dit niets aan de betovering af.

Een grote zanderige vlakte is het.
(Bak)stenen in lange rijen, ruwe wagensporen er tussen.
John Doe – John Doe – John Doe – Jones – John Doe – John Doe – Sanchez – Rodriguez – John Doe – John Doe – John Doe.
En de stenen met alleen een cijfer.

De oudste graven dateren van de jaren dertig van de vorige eeuw, de meest recente van de jaren negentig.
De meeste graven hebben geen datum, alleen naam of nummer.

Aan de zijkant tegen de heg die grenst aan de rest van de begraafplaats staan enkele normale grastenen. Oude grafstenen.
Zodat ik denk: zouden ze daar zijn begonnen? Was het toen nog geen armenveld?

Een aantal graven heeft later een echte steen gekregen. Er liggen ook veteranen.
Bij meer dan ik had verwacht liggen attributen en kunstbloemen.
Dan heb ik het over ook weer niet meer dan tien-vijftien graven en die verwachting is gebaseerd op wat ik weet van Holtville.

Hier geen No Olvidados. De Border Angels doen deze plek blijkbaar niet aan.
Hoewel – op de foto’s zie ik stokjes die vergane kruisjes kunnen zijn. Ik heb er geen bijzondere herinnering aan maar er stónd bij een klein aantal graven in één hoek dus wel iets.

Ik zal er nog vaak terugkeren. Omdat ik (weer: door Holtville) heb ontdekt dat het kán gebeuren dat iemand denkt: mijn ver familielid dat ik steeds niet kon vinden kán liggen op het arme deel van Evergreen Cemetery.

Verder vind ik dit soort plekken ook erg mooi.
De eenvoud, de grote vlakte, vrijwel niemand die meer ‘is’ dan een ruwe baksteen.

Instortingsgevaar

De laatste keer dat ik in Holtville ben, word ik aangenaam verrast door de op het Potter’s Field versierde graven. Handbeschilderde houten kruisjes, voor elk graf 1.

Ik ben erop voorbereid dat het er nu minder feestelijk zal uitzien. Storm en regen hebben vast omgeblazen en weggewaaid.
Dat klopt.
Maar wat is er met de grond gebeurd?
Hij is nat, ik zak er een beetje in weg. Klei is het maar van een speciaal type.
Grote, zware auto’s hebben over het pad gereden en diepe sporen getrokken. Aan de zijkant van het pad en deels erop liggen houtsnippers.

Ik heb genoteerd waar ik vorige keer ben gestopt en pak het fotograferen weer op bij Row 9.
Niet alleen zijn kruisjes weg, zie ik. Ook stenen ontbreken. Hoe kan dat nou? Die waaien niet weg en niemand zal ze toch meenemen? Soms staat er nog wel een mager kruisje maar ontbreekt de steen. Ik herinner me dat vorige keer ook niet alle graven een steen hadden, maar nu lijken dat er meer.

Wat echt erg is: er zijn gaten. Niet onschuldige gaten zoals van holletjes van gophers. Echt diepe gaten. Kuilen. Ik voel de aarde veren. Ik aarzel of ik hier wel mee door moet gaan.
Ook gedachtig de verhalen (ja hoor, daar gaan we weer: op dit moment grijpen horror stories die vast zijn verzonnen hun kans).
Ik denk dus: dadelijk zie ik botten. Of op z’n minst een body bag.

Maar ik ben er nu toch en zal de graven met de grotere kuilen mijden en mijn fotoronde afmaken.
Dan, op row 13 een echt diepe kuil. Kijken? Kijken.
Vanaf toch veilige afstand zie ik niets. Geen botten, geen grijpende handen. Foto’s maken dus maar en die straks goed bekijken. (Wat niks oplevert)

Het is een deprimerend bezoek vandaag. Dus maak ik om mezelf wat op te vrolijken of op z’n minst de gedachten te verzetten een wandeling over het mooie deel van Terrace Park Cemetery.
En ontdek dat je ook hier als graf(steen) je stevig bestaan niet zeker bent.

Potter’s Field

Langzaam rijd ik op 20 september 2011 naar het achterste deel van Evergreen Cemetery.
Het is het oude deel. Met staande stenen onder grote bomen (het nieuwere deel heeft platte stenen met groen gras).
Ik ben op zoek naar het oudste deel, in de hoop daar meer te weten te komen over de pioniers die in dit deel van de Imperial Valley een nieuw leven zijn begonnen. Ik verwacht veel verschillende landen van herkomst aan te treffen.

Het veld is snel gevonden. De auto kwijt raken is vers twee. Zomaar ergens neerzetten wat elders kan, lukt hier niet door de smalle paden. Zodat ik een hoek omsla en een veld zie liggen dat sterk lijkt op het Potter’s Field van Holtville.
Verboden toegang staat er. Alleen toegankelijk voor personeel.
Omdat ik nu toch al zover ben rijd ik door en parkeer precies achter de heg, uit het zicht vanaf de officiele begraafplaats.
In de verte is een man aan het schoffelen. Hij negeert me.

Snel maak ik wat algemene foto’s. Ook fotografeer ik een aantal stenen. Mexicaanse namen, een enkele Engelse naam, veel John Does en: nummers. Rijen van nummers. Nog veel meer onbekende en arme doden dan in Holtville. Een enkele versiering bij een graf en: niets recents.

Ik keer de auto en zet die verderop. Fotografeer onder de bomen en wanneer een begrafeniswerker me vriendelijk toelacht vanuit zijn auto waag ik het erop.
Mag ik iets vragen? Dat deel daar, zijn dat de arme mensen? Ja, vertelt hij, dat is ‘County’.
Arme mensen en illegal aliens, ga ik door? Want ik zag: John Does. Inderdaad. John Does, Jane Does, bij enkele graven heeft familie een steen toegevoegd.
En die nummers, zeg ik. Ja, zegt hij. (Pas later denk ik: ik had moeten vragen of de nummers onbekenden zijn of dat er ergens een groot boek is waar bij elk nummer wel degelijk een ‘mens’ staat genoteerd).

Worden er nog steeds mensen begraven, vraag ik. Zoals in Holtville.
Nee, zegt hij. Voor zover hij weet niet. Hij werkt hier 20 jaar en de laatste 2 jaar is er niemand begraven. Maar hij heeft vrijdag en zaterdag vrij. Het kan dus dat het dan gebeurt. Maar misschien niet en gebeurt het nu alleen in Holtville.
Ik moet denken aan de verdenkingen. Dat in Holtville midden in de nacht stiekem de illegalen worden gedumpt. Ik durf hem niet te vragen of dat hier mogelijk kan zijn.

Later, na wat googlen, schrik ik hoe ik mezelf heb laten beinvloeden door een artikel dat ik toen ik het las pure verdachtmaking vond. Toch bleef blijkbaar iets hangen.

Het zit -hier- nl zo: in El Centro was het armenveld al in 1996 vol.
Toen is men in Holtville met een dergelijk veld begonnen.
Althans – zo lees ik het hier.

Waarom is het verboden toegang wil ik nog weten. Dat heeft te maken met de bodem. De doden zijn nl niet zo begraven als hier, in het sjiekere deel (stomme ik vraagt weer niet door – bedoelt hij dat ze niet in kisten liggen, misschien zelfs niet in body bags? dat ze niet erg diep liggen? iets anders?). Maar daardoor is het gevaarlijk er met een auto te rijden. Die auto kan wegzakken.

Mag ik er rondkijken? Dat mag. Ik zal immers niets kapot maken? Alleen fotograferen, zeg ik.
Om als iemand anders wel bezwaar maakt te kunnen zeggen “ik had toestemming van X” vraag ik zijn naam. Carlos. Ik ben Jeannie. “It was nice talking to you,” sluit ik af. Dat vond hij ook, zegt hij.

Ik loop terug naar het Potter’s Field. Maak nog wat foto’s. Probeer te schatten hoeveel graven er zijn. Meer dan in Holtville. Duizend? Meer dan dat? John Doe ligt naast John Doe ligt naast John Doe. Niet zoals in Holtville met Row x – y in de steen gekerfd. Maar ook met als extra: een nummer. Staan ze dan echt allemaal in het Grote Boek?

Dan dringt tot me door: alle John Does een plek geven op internet, 1 voor 1, als de individuen die het waren voordat ze zonder naam dood werden aangetroffen – dat gaat me nooit lukken. Het zijn er teveel waarvan ik nog maar een zeer klein deel heb gevonden.

Als ik iets voor ze wil betekenen moet het anders aangepakt. Weg van het individu, meer toespitsen op de grote lijn wat in deze regio betekent: de troosteloze tocht vanuit Mexico, door de woestijn met al z’n gevaren.

En dat is tegelijk wat ik *niet* wil.
Omdat het me niet alleen om issues gaat maar juist om de mensen die ze treffen.

Versierde kruisen

Ik wil ze opnieuw bezoeken, de onbekende doden van Terrace Park Cemetery.
De graven fotograferen waar ik de vorige keer niet aan toe kwam.
Mij staat niet helder voor de geest welke rijen ik toen koos. Maar desnoods zitten er wat dubbels bij.
In elk geval kan ik pebbles/marbles achterlaten.

Over de goed bijgehouden relatief kleine begraafplaats loop ik op 14 mei 2011 naar achteren. Stap over de ketting, loop het lange pad af. Maak een foto: aan het eind van dit pad achter die heg, daar is het.

Ik ben bij de heg en: een wonder.
Alle graven hebben kleurige kleine kruisjes.
Iemand heeft voor de doden gezorgd.

Ik ga dichterbij. Elk kruis heeft een ‘Niet vergeten’ als tekst, meest in het Spaans, een enkele keer in het Engels.
Alle kruisen zijn anders. Met de hand beschilderd. Sommige erg mooi.
Helaas zijn er ook al wat omgevallen en afgebroken. Voor zover mogelijk leg ik ze als ze zijn weggewaaid dichter bij hun steen.

Ik fotografeer de rijen 1 t/m 6 en een paar stenen met kruisen op rij 1A.
Veertig doden op een rij. Samen ongeveer 250.
Ik neem me voor over twee weken terug te gaan.
Voor de andere zes+ rijen.

Ik zal vast stenen van John en Jane Doe’s fotograferen die ik al eerder op Find a Grave zette.
Maar nu kan ik daar een mooiere foto aan toevoegen.
Niet langer een simpele steen met John Doe en Row zoveel nummer zoveel.
Maar een eigen kruis erbij. En wat pebbles. Die ik nooit fotografeer omdat ik dat ervaar als een soort geschiedvervalsing.
Niet vergeten.

Ik heb moeite me van het armenveld los te maken.
Wat een geweldige mensen hebben dit gedaan.
De Border Angels misschien?

John Doe na John Doe na Jane Doe

Wanneer ik op 14 mei 2011 op deze begraafplaats ben wil ik alle stenen fotograferen.
Zodat ik alle, meest naamloze, doden tzt een plaats kan geven op Find a Grave.
Omdat elk mens die plaats waard is. Ook al blijft er niets meer van haar of hem over dan een baksteen met ‘John Doe’ of ‘Jane Doe’ en het nummer van de rij en het graf: Row 5 – 7.
Op die manier.

Ruim tweehonderd foto’s neem ik.
Systematisch.
Helemaal klaar ben ik dan niet maar wel tot op ongeveer de helft.

Drie dagen geleden begin ik met de stenen 1 voor 1 op Find a Grave zetten.
Nadat ik eerst een lijst heb gemaakt (handmatig, je kunt er niet op sorteren) van de John en Jane Doe’s die ik al eerder heb toegevoegd. Slechts te onderscheiden op hun rijen met nummers.
Wat al behoorlijk troosteloos is.

Ik bewerk elke foto, voeg elk individu toe, neem die dan ook op in mijn Virtual Cemetery van de Lost Souls en deel bloemen en kaarsjes en engelen en soms een tekst uit.
Wat warm and fuzzy voelt. In het begin.

Dan heb ik tachtig of misschien honderd of misschien nog meer mensen toegevoegd en ik merk steeds meer dat ik er genoeg van krijg. Omdat het sáái is. Al die John Doe’s.
Een enkele Jane zorgt voor afleiding. Maar de meeste zijn toch Johns en de kruisjes gaan ook steeds meer op elkaar lijken.

Nog meer dan 100 te gaan, zie ik.
En denk stiekem: zal ik ze een tijdje laten liggen. Eerst wat *leukers* doen.
Mooie engelen en andere beelden, mooie levens- en doodsverhalen.

Waarmee ik me schuldig maak aan dat wat ik wil voorkomen. De naamloze doden afdoen als verwisselbare wezens.
Niet als individu relevant. Omdat ik hun geschiedenis niet kan achterhalen.

Niet doen dus.
Doorstomen. John Doe na John Doe na John Doe.
Zoals ze ook 1 voor 1 na elkaar in de woestijn van Imperial County zijn gevonden.

Yuma Cemetery – 3 (Old section)

Wanneer ik op 7 mei 2011 opnieuw Yuma Cemetery bezoek, word ik me erg bewust van wat Liesbeth bedoelde in een commentje met ‘weg van de waan van de dag’.
Er zijn weinig begraafplaatsen waar ik me zo ’tussen de doden’ voel.

Op weg erheen weet ik nog niet welk deel ik zal bezoeken.
Langzaam over de paden rijdend zie ik in het fraaie katholieke deel twee mannen aan het werk bij een graf. Zo te zien knappen ze een steen op. Morgen eens kijken, denk ik. En rijd door naar het verste deel met de aller armoedigste stenen. Ik vermoed dat dit het oudste deel is.

Alleen: het ligt op enkele tientallen meters van een klein parkje (meer een grasveld) waar zwervers rondhangen.
Ik ben niet overdreven bang maar als ik zelf arm was en ik zag een vrouw met een grote auto aanrijden en dan met alleen een camera tussen graven rondlopen zou ik wellicht ook op rare gedachten komen.
Dus parkeer ik verderop en loop naar waar de laatste tien jaar wordt begraven en waar op enkele uitzonderingen na identieke saaie stenen staan.

Door elkaar gewone arme mensen en John Doe’s resp. Unidentified Skeletal Remains (waarop dan staat dat de geboortedatum onbekend is en de sterfdatum ook maar een ‘Gevonden’ datum hebben ze wel).
Mij valt op hoe weinig graven worden onderhouden. Al na een paar jaar (en soms: direct) trekken de achterblijvers de handen er vanaf.
Er zijn uitzonderingen. Met engelen en prullaria.

Een enkel graf stikt van de kunstbloemen.
In het graf ernaast (Unidentified Female) is ook een bosje kunstrozen geprikt.
Zou iemand als ik dat hebben gedaan. Vanwege het contrast. Denkend: dat ene bosje, dat mag vast wel. Het is deze vrouw die eeuwig onbekend zal blijven en aan wier graf nooit nabestaanden iets liefs nalaten, zo gegund.

Of zou de familie van het overladen graf het zelf hebben gedaan? Denkend: ze rusten samen, zij mag ook wel iets leuks hebben in haar leven na de dood.

Daar kan ik uren over nadenken.
En liefst zou ik voor al deze doden iets meenemen. Voor de onbekende botten en voor wie na een paar maanden al geen bezoek meer kreeg.

Jane en John Does en John Hare

Parker Cemetery was de eerste begraafplaats waar ik stenen zag voor John Doe en Jane Doe.
Ze troffen me zo dat ik me tot taak stelde zoveel mogelijk John en Jane Does een plaats te geven op Find a Grave, waar ik een Virtual Cemetery oprichtte voor diegenen die nog niet door anderen waren gevonden.
De meeste vond ik tot nu toe op Yuma Cemetery – waar ik er vast nog veel meer zal vinden wanneer ik die begraafplaats vaker bezoek.

Dit waren mijn eerste Does. Gevonden op Parker Cemetery.

 
 

Op 4 oktober 2010 bezoek ik deze begraafplaats opnieuw.
Nu bekijk ik vooral het oude, arme deel dat The Garden of Hope heet. Met erg veel vervallen graven, afgebroken kruisen, onleesbare stenen. Graven zonder stenen.
Zeer goed mogelijk dat een deel ervan Jane en John Does betreft. Maar ik vind maar twee graven die als zodanig te herkennen zijn.
Er zijn er meer op deze cemetery, want er staan er meer op Find a Grave. In The Garden of Tranquility, tegenover The Garden of Hope. Die bezocht ik nog niet.

Dit zijn de graven die ik zag in The Garden of Hope.

 

Omdat ik graag het graf van mijn eerste Jane Doe wou bezoeken liep ik naar het deel van de begraafplaats direct achter de ingang waar het moest liggen.
Ik begrijp er niets van, maar ik vind haar niet. Het zal aan mij liggen, te lang al aan het dwalen, te warm.

Wat ik wel vind: deze steen. Ik vermoed dat de man als onbekende is begraven en later toch is geïdentificeerd. Hoe? Geen idee.
En wat ik ook niet begrijp is dat hij dan een steen krijgt met zijn echte naam en een ‘aka’ John Doe.
Alsof er anders verwarring zou ontstaan omdat iemand op zoek zou zijn naar John Doe #128 en dat graf dan niet zou kunnen vinden omdat de onbekende intussen een naam heeft.

Beenderen


Yuma heeft drie begraafplaatsen.
Twee sjieke, een die niet (meer) wordt bijgehouden maar waar nog steeds mensen worden begraven: Yuma Cemetery.
Deze begraafplaats is enorm groot. Sommige graven liggen er netjes bij – dankzij de familie. De meeste niet.

Op deze begraafplaats worden ook de onbekende doden begraven.
Tussen de andere doden. En soms in een bepaalde hoek heel véél.

Er is geen lijn in hoe ze worden aangeduid.
Soms heten ze John Doe. Maar ook is (o.a.) mogelijk: Unknown, Unidentified Male, Baby unknown, Unknown adult bones, Unidentified Skeletal Remains.

Op een dag heb ik een uur lang hun stenen gefotografeerd. Ik hoefde er maar 1 veld voor te belopen. Veel zoeken was er niet bij.
Nu ben ik al een paar dagen bezig ze in Find a Grave in te voeren. Ik ben nog niet halverwege.
Waarom het er zo véél zijn hier?
Mogelijk -net als in Holtville- omdat er veel illegalen de oversteek vanuit Mexico niet hebben gehaald en in de woestijn zijn overleden.
Heel soms staat er een overlijdensdatum bij, maar meestal is het F of FD – de datum waarop het lichaam, of wat er nog van over is, is gevonden.

Let ook op die steen met ‘Unknown adult bones – baby sec’.
Lag er een dode baby bij de volwassen beenderen? Was de vrouw zwanger?

  
  
  

Removed from Stoval

Op een deel van Yuma Cemetery waar veel graven van onbekende doden zijn staan resp. liggen ook deze grafstenen.
Unknown met een getal. En dan: Removed from Stoval. En een datum: 15 januari 1956.

Ik heb lang zitten puzzelen op wat ‘Stoval’ toch wel was.
Ik dacht aan een plek als een steengroeve. Maar hoe ik ook zocht, ik vond geen Engels woord dat op ‘stoval’ leek.
Iemand anders keek beter dan ik op de kaart van Arizona.
Op ongeveer 60 mijl ten oosten van Yuma ligt het mini-plaatsje Stoval.
Mini-plaatsje is er al een te groot woord voor.

Nu ga ik zelf verder googlen. Ik vind mbt Dateland en omliggende plaatsen (waarvan Stoval er één is):
During the 1940’s, Dateland Arizona was the site for two of General Patton’s desert training camps, Camp Horn and Camp Hyder. In addition, in 1942, three airstrips were built here in Dateland for training B25 Bombers. Unfortunately, the airfields were only utilized for about two months. The buildings that were built for the airstrips were later used as part of an Italian internment camp. Of course, all of the buildings are long gone, but the airstrips, and many of the original foundations are still in existence.
Een kamp voor krijgsgevangenen.
Ik denk nu bij gebrek aan echte kennis (ik benaderde nog wel de historical society van Yuma, zou antwoord krijgen, maar dat kwam niet):
Dit zijn mogelijk resten van onbekende doden die bij dat kamp waren begraven. En die in 1956 zijn opgegraven en verplaatst naar Yuma.

Mogelijk is het heel anders.
Ik probeer ook maar wat zaken aan mekaar te breien.

De stenen lagen overigens wel in hetzelfde gebied van Yuma Cemetery maar niet naast elkaar.

  

Onbekende doden

   
   
   
   

Nog 1x

Vandaag, 7 oktober 2010, is mijn laatste dag in Yuma (tot volgend jaar mei 2011 – ik heb al gereserveerd).
Ik wil nog 1 bezoek brengen aan het Yuma Cemetery. Mijn plan: nog een stukje Catholic Section. Met de engelen en Maria en Jezus.

Het terrein oprijdend denk ik: misschien heel even kijken naar het oude deel, de ogenschijnlijk saaie graven.
Ik rijd erheen, wil daar parkeren maar er is een parkje waar zwervers liggen te slapen. En misschien ben ik overdreven waakzaam maar ik rijd toch een klein stukje verder.
En kom dan in een deel met afgebladderde en ingestorte stenen en kruisen en onduidelijke graven en ‘unknown male’. Veel daarvan – erg veel. Ik neem me voor ze allemaal een plaats te geven op internet.

1970 zie ik – alles is op jaartal.
Ik blijf lopen tot het hier en nu. Ben ook ‘bones’ tegengekomen en ‘John Doe’ en ‘unid. ske rem’ wat denk ik iets betekent als ‘niet geidentificeerde resten van een skelet’.

Na anderhalf uur twijfel ik tussen ‘onstopbaar’ en ‘emoties verwerken’. Wat wel nodig is na werkelijk tientallen John Does op een erg klein veld.
Pas wanneer ik naar mijn auto loop realiseer ik me dat de onbekende doden wel treurig zijn, maar de bekende doden wier graven al na een paar jaar ernstig zijn verwaarloosd misschien nog wel treuriger.

(foto’s ergens dit najaar)

Lost Souls

Ik heb het gedaan, zelf een Virtual Cemetery gemaakt op Find a Grave.

As a Find A Grave contributor, you can build Virtual Cemeteries to group listings in whatever way you would like. For example, you might make a ‘Smith Family Virtual Cemetery’ where you would place all of the members of your Smith family tree. Other examples: ‘My Favorite Actors’ or ‘Memorials I Visit Often’.

Op Parker Cemetery fotografeerde ik vijf graven van Jane en John Does die door niemand anders op Find a Grave waren vermeld.
Soms gebeurt dat wél: dat iemand heel consciëntieus álle graven afloopt met een notitieblokje. Ook de JD’s halen dan de lijst (maar zelden met foto).
Deze vijf voegde ik eerst toe aan Parker Cemetery op Find a Grave en bracht ze toen samen in een virtueel kerkhof.
(Ik zet er meteen in gedachten een mooie, rk kerk bij, met een Mariabeeld en vooruit: een groot kruis)

Lost Souls noem ik mijn kerkhof.

Er is nog een Jane en John Does virtual cemetery (dat ik al eerder noemde).
De maker daarvan heeft twaalf virtuele begraafplaatsen. Een van mensen die op dezelfde dag (29 oktober) zijn geboren. Een ‘gone too soon’ . Een voor katten.
Want Find a Grave zegt nog net niet ‘pets are people too’ maar wel dat aangezien we er veel van kunnen houden we ze ook heel erg kunnen missen wanneer ze dood zijn.
Wie en wat wordt gemist, mag worden herdacht.
Ook met een virtuele begraafplaats.