Gevonden

Wanneer ik in Yuma ben ga ik naar Terrace Park Cemetery in Holtville, CA.
Op het Potter’s Field fotografeer ik stenen van John Does (meest illegalen die de tocht naar het beloofde land Amerika niet hebben overleefd) en mensen die zo arm waren dat ze gratis moesten worden begraven.

(Bak)steen-na-(bak)steen. En dan die mensen invoeren in Find a Grave.
Soms alleen een achternaam en dan ook nog vaak een zeer algemene zoals Smith of Vasquez. Ik kan me niet voorstellen dat ooit iemand op die manier een ver familielid opspoort en terugvindt.
Maar je weet nooit.

Gisteren krijg ik een mail van een man die zocht naar zijn tante.
“My aunt was lost for years until I found her grave in Holtville.
I want to thank you for helping me find her grave. I’m going to visit it in 2 weeks. I’m in Yuma for the winter and will be going back to Montana, where I live, my wife and I will stop and pay our respects.

Ineda was living in El Centro and I couldn’t find her before now.”

Volgende maand dus opnieuw naar Holtville en ook meer fotograferen op het Potter’s Field van El Centro.

Oude graven op Evergreen Cemetery

Op 20 september 2011 bezoek ik niet alleen het Potter’s Field van Evergreen Cemetery.
Ik bezoek ook het deel waarvan ik aanneem dat het het oudste is (door een dikke haag van het Potter’s Field gescheiden).

Er zijn stenen van Japanners, de familie Gentry ligt er begraven.
Deels liggende stenen, deels staande stenen. Onder donkere bomen.
Veel gevallen bladeren (dat komt door het jaargetijde, ook in warm zuidelijk Californië is er herfst), veel konijnenkeutels.

Aan de andere kant van het pad naar het Potter’s Field is een prachtig groen grasveld.
Het is voor het grootste deel leeg.

Mooi vind ik de oude portretten.

Wat me vooral opvalt: er zijn hier, in het gewone deel, stenen die identiek zijn aan die achter de heg.
Het kan toch niet toeval zijn geweest of je in het betaalde deel werd begraven of bij de armen?
 
Mogelijk zat het zo (ik kan er nergens iets over vinden):
Eerst was het 1 groot veld. Pas later kwam de afscheiding.
Dat zou het kleine aantal ‘gewone’ stenen op het Potter’s Field – net tegen de heg – verklaren.
Misschien dat pas later iemand bedacht dat een arme dode voor wiens begrafenis niet kon worden betaald ook apart moest.
Alleen onbekende doden zie ik hier niet.

Wel prachtig verval.
 
Het meest bijzonder aan dit oude deel: bij geen enkel graf staat een (kunst)bloem, een beeldje, *iets* waaruit blijkt dat er nog iemand ooit aan deze mensen denkt.
Nee, toch. Eén.
Een verwelkte roos.
Ontroerend.

Portretten

 

 

Veld met veel beelden

Aan de overkant van het veld dat grenst aan het Potter’s Field staan mooie beelden.
Ook zijn er platte stenen. Veel foto’s op de stenen.
Enkele treurige stenen die amper zichtbaar zijn door een berg zand.

Mijn eerste indruk dat dit een nieuwer veld zou zijn klopt niet.
Er zijn wel nieuwe graven maar ook graven uit dezelfde tijd als van het andere, wat armer ogende veld.

Niet alle beelden hebben de tand des tijds doorstaan.
Zelf kan ik ontroerd raken door een Christus-figuur die van de sokkel is geraakt (zie rechts op de tweede foto), wél heel is gebleven en die nu alsof het zo hoort tegen de grafsteen staat te leunen.

Graven


Deze steen suggereert dat meneer vooral belangstelling had voor zijn gitaar en mevrouw voor Onze Lieve Vrouwe van Guadalupe, de beschermvrouwe van Mexico.

 
 
 
 

Portretten

 
 
 
 
 
 
 
 

Potter’s Field

Het bezoek aan het Potter’s Field van Evergreen Cemetery op 20 september 2011 doet me totaal van koers veranderen.

Mijn idee dat ik alle onbekende doden die ik tegenkom een plaats moet geven op Find a Grave en ook hier, laat ik noodgedwongen varen.
Alleen al op dit veld liggen er duizend (zo niet meer). Wat is de zin van het invoeren van John Doe -cijfer- en John Doe -cijfer- en dat dan duizenden keren?
Niemand zal ooit weten wie deze onbekende doden zijn. Zij ontlenen er geen troost aan en hun nabestaanden evenmin.
Vanaf nu richt ik mij op de armen met wél een naam. Ook al is dat vaak slechts een achternaam (met al dan niet eraan toegevoegd -cijfer-).

Op 20 oktober 2011 ga ik terug.
Ik weet nu hoe het veld eruit ziet maar zoals vaker met begraafplaatsen doet dit niets aan de betovering af.

Een grote zanderige vlakte is het.
(Bak)stenen in lange rijen, ruwe wagensporen er tussen.
John Doe – John Doe – John Doe – Jones – John Doe – John Doe – Sanchez – Rodriguez – John Doe – John Doe – John Doe.
En de stenen met alleen een cijfer.

De oudste graven dateren van de jaren dertig van de vorige eeuw, de meest recente van de jaren negentig.
De meeste graven hebben geen datum, alleen naam of nummer.

Aan de zijkant tegen de heg die grenst aan de rest van de begraafplaats staan enkele normale grastenen. Oude grafstenen.
Zodat ik denk: zouden ze daar zijn begonnen? Was het toen nog geen armenveld?

Een aantal graven heeft later een echte steen gekregen. Er liggen ook veteranen.
Bij meer dan ik had verwacht liggen attributen en kunstbloemen.
Dan heb ik het over ook weer niet meer dan tien-vijftien graven en die verwachting is gebaseerd op wat ik weet van Holtville.

Hier geen No Olvidados. De Border Angels doen deze plek blijkbaar niet aan.
Hoewel – op de foto’s zie ik stokjes die vergane kruisjes kunnen zijn. Ik heb er geen bijzondere herinnering aan maar er stónd bij een klein aantal graven in één hoek dus wel iets.

Ik zal er nog vaak terugkeren. Omdat ik (weer: door Holtville) heb ontdekt dat het kán gebeuren dat iemand denkt: mijn ver familielid dat ik steeds niet kon vinden kán liggen op het arme deel van Evergreen Cemetery.

Verder vind ik dit soort plekken ook erg mooi.
De eenvoud, de grote vlakte, vrijwel niemand die meer ‘is’ dan een ruwe baksteen.

Eenvoudige grafstenen






Enkele andere grafstenen




Graven die niet zijn vergeten





Grafstenen Punjabi mannen en Mexicaanse vrouwen

Ik zoek naar grafstenen van Punjabi mannen (waarschijnlijk Singh geheten) met Mexicaanse vrouwen.
Evergreen Cemetery is groot dus wanneer ik op 19 oktober 2011 twee echtparen -bij elkaar in de buurt begraven tussen voornamelijk Spaanse namen- vind ben ik opgetogen.

Wat me opvalt is het grote leeftijdsverschil.
Ik zal over een half jaar teruggaan. Op zoek naar meer.


 

Potter’s Field

Langzaam rijd ik op 20 september 2011 naar het achterste deel van Evergreen Cemetery.
Het is het oude deel. Met staande stenen onder grote bomen (het nieuwere deel heeft platte stenen met groen gras).
Ik ben op zoek naar het oudste deel, in de hoop daar meer te weten te komen over de pioniers die in dit deel van de Imperial Valley een nieuw leven zijn begonnen. Ik verwacht veel verschillende landen van herkomst aan te treffen.

Het veld is snel gevonden. De auto kwijt raken is vers twee. Zomaar ergens neerzetten wat elders kan, lukt hier niet door de smalle paden. Zodat ik een hoek omsla en een veld zie liggen dat sterk lijkt op het Potter’s Field van Holtville.
Verboden toegang staat er. Alleen toegankelijk voor personeel.
Omdat ik nu toch al zover ben rijd ik door en parkeer precies achter de heg, uit het zicht vanaf de officiele begraafplaats.
In de verte is een man aan het schoffelen. Hij negeert me.

Snel maak ik wat algemene foto’s. Ook fotografeer ik een aantal stenen. Mexicaanse namen, een enkele Engelse naam, veel John Does en: nummers. Rijen van nummers. Nog veel meer onbekende en arme doden dan in Holtville. Een enkele versiering bij een graf en: niets recents.

Ik keer de auto en zet die verderop. Fotografeer onder de bomen en wanneer een begrafeniswerker me vriendelijk toelacht vanuit zijn auto waag ik het erop.
Mag ik iets vragen? Dat deel daar, zijn dat de arme mensen? Ja, vertelt hij, dat is ‘County’.
Arme mensen en illegal aliens, ga ik door? Want ik zag: John Does. Inderdaad. John Does, Jane Does, bij enkele graven heeft familie een steen toegevoegd.
En die nummers, zeg ik. Ja, zegt hij. (Pas later denk ik: ik had moeten vragen of de nummers onbekenden zijn of dat er ergens een groot boek is waar bij elk nummer wel degelijk een ‘mens’ staat genoteerd).

Worden er nog steeds mensen begraven, vraag ik. Zoals in Holtville.
Nee, zegt hij. Voor zover hij weet niet. Hij werkt hier 20 jaar en de laatste 2 jaar is er niemand begraven. Maar hij heeft vrijdag en zaterdag vrij. Het kan dus dat het dan gebeurt. Maar misschien niet en gebeurt het nu alleen in Holtville.
Ik moet denken aan de verdenkingen. Dat in Holtville midden in de nacht stiekem de illegalen worden gedumpt. Ik durf hem niet te vragen of dat hier mogelijk kan zijn.

Later, na wat googlen, schrik ik hoe ik mezelf heb laten beinvloeden door een artikel dat ik toen ik het las pure verdachtmaking vond. Toch bleef blijkbaar iets hangen.

Het zit -hier- nl zo: in El Centro was het armenveld al in 1996 vol.
Toen is men in Holtville met een dergelijk veld begonnen.
Althans – zo lees ik het hier.

Waarom is het verboden toegang wil ik nog weten. Dat heeft te maken met de bodem. De doden zijn nl niet zo begraven als hier, in het sjiekere deel (stomme ik vraagt weer niet door – bedoelt hij dat ze niet in kisten liggen, misschien zelfs niet in body bags? dat ze niet erg diep liggen? iets anders?). Maar daardoor is het gevaarlijk er met een auto te rijden. Die auto kan wegzakken.

Mag ik er rondkijken? Dat mag. Ik zal immers niets kapot maken? Alleen fotograferen, zeg ik.
Om als iemand anders wel bezwaar maakt te kunnen zeggen “ik had toestemming van X” vraag ik zijn naam. Carlos. Ik ben Jeannie. “It was nice talking to you,” sluit ik af. Dat vond hij ook, zegt hij.

Ik loop terug naar het Potter’s Field. Maak nog wat foto’s. Probeer te schatten hoeveel graven er zijn. Meer dan in Holtville. Duizend? Meer dan dat? John Doe ligt naast John Doe ligt naast John Doe. Niet zoals in Holtville met Row x – y in de steen gekerfd. Maar ook met als extra: een nummer. Staan ze dan echt allemaal in het Grote Boek?

Dan dringt tot me door: alle John Does een plek geven op internet, 1 voor 1, als de individuen die het waren voordat ze zonder naam dood werden aangetroffen – dat gaat me nooit lukken. Het zijn er teveel waarvan ik nog maar een zeer klein deel heb gevonden.

Als ik iets voor ze wil betekenen moet het anders aangepakt. Weg van het individu, meer toespitsen op de grote lijn wat in deze regio betekent: de troosteloze tocht vanuit Mexico, door de woestijn met al z’n gevaren.

En dat is tegelijk wat ik *niet* wil.
Omdat het me niet alleen om issues gaat maar juist om de mensen die ze treffen.

Lawn cemeteries

Ik ben gevoelig voor engelen en Jezus en Maria. Ik ben ook gevoelig voor kaboutertjes en beestjes.
Mijn favoriete begraafplaatsen kunnen me niet kleurrijk genoeg zijn.
Zet tussen de beelden nog wat ingestorte kruisen, leg wat prulletjes neer, laat een vogel melancholiek ergens plaatsnemen en ik geniet.
De doden en hun nabestaanden spreken tot me via hun voorwerpen.

Lawn cemeteries bieden minder fraais.
Platte stenen in een grasveld.
Bordjes over wat er allemaal niet mag worden neergezet en het dreigement dat alles zonder pardon wordt verwijderd als je een engeltje achterlaat bij je dierbare overledene.
Of een bos bloemen losjes drapeert ipv die te deponeren in de bij de receptie te verkrijgen officiële begrafenisvaas.

Ook hier hebben de doden hun geschiedenis.
Die soms blijkt uit een tekst op de steen.
Maar je moet meer je best doen. De onbekende bezoeker (ik) krijgt de sfeer niet aangewaaid.

Hoe het is onder die stenen begraven te zijn, had ik me eigenlijk nooit afgevraagd.
Nu zoek ik naar informatie over Evergreen Cemetery in El Centro. Hopend op een plattegrond.
Die vind ik niet.

Wel vind ik dit:
I asked my friend to take me to the local cemetery so she brought me here, where her parents, grandparents and other members of her family are buried.
It’s very pretty and green, especially in the older section where gravestones are allowed.

Only flat stones that are easy to mow over are allowed in the newer section.
I don’t think I’d like to be buried where a lawnmower was going to be waking me up all the time.

Daar ga ik over nadenken.

Punjabi mannen en Mexicaanse vrouwen

In de buurt van de grafstenen van de Japanners staan soms ook stenen met Khan en Singh.
Ik vind een website over Sikh pioneers die grotendeels onder constructie is. En 1 uitgebreid artikel uit 1989.
Bij gebrek aan andere informatie ga ik er tot ik meer weet van uit dat de inhoud in grote lijnen klopt.

Boss man
Tussen 1900 en 1917 kwamen mannen uit Punjab (India, op de grens met Pakistan) naar Californië. Velen hadden gediend in het Britse leger en hoopten op een betere behandeling en meer geld. Ze trokken rond als (land)arbeiders met een ‘boss man’ die Engels sprak en contracten afsloot met werkgevers.
De meeste (85%) Punjabi pioniers waren Sikhs, 13% was moslim, 2% was Hindoe.
Enkelen hadden vrouw en kinderen meegebracht maar al snel was immigratie voor buitenlanders verboden. De meeste Punjabi mannen trouwden met Mexicaanse vrouwen.

Kleuren
Praktisch: Mexicaanse vrouwen werkten in Zuid-Californië ook op het land, ze leken uiterlijk op Punjabi’s. Bovendien verboden de wetten van Californië tot 1948 huwelijken met iemand van een ander ras maar zagen de blanke ambtenaren zowel de Punjabi’s als de Mexicaansen als ‘bruin’ (wat ze op de akte zetten) en dus als ‘hetzelfde’.
Met elkaar spraken ze een ietsje Engels en wat Spaans.

Religie
De opvoeding van de kinderen lieten de mannen over aan de vrouwen. Ze kregen Spaanse voornamen als Maria Jesusita Singh en Jose Akbar Khan en werden katholiek.
De vaders deden geen moeite hun eigen cultuur op de kinderen over te brengen op twee punten na. Voedsel (ze leerden hun vrouwen curry en roti te maken) en begrafenisgebruiken.
Citaat: “Another important retention of Punjabi culture was the disposition of the body upon death. Sikhs insisted upon cremation, then uncommon in North America, and Muslims carried out orthodox burial ceremonies for each other (though the plots in which they are buried in rural California are termed “Hindu plots”). The wives, however, were buried in the Mexican Catholic section of local cemeteries, as were the children.”

Juanita
Wat kan verklaren waarom ik in Evergreen Cemetery in El Centro (waar een Sikh tempel is) een tiental grafstenen van mannelijke Punjabi aantref maar slechts 1 van een Juanita die met een Sikh is getrouwd.
Waarom zij daar wel is begraven, is niet meer te achterhalen.
Wanneer ik terug kom op deze begraafplaats zal ik zoeken naar de grafstenen van de kinderen en de vrouwen met de Punjabi achternamen.

(Dit is een zeer summiere samenvatting van slechts een deel van het interessante artikel Karen Leonard – Califiornia’s Punjabi Mexican Americans)

Op zoek naar de Japanners van Imperial Valley


Ik zie zoveel grafstenen van Japanners in Imperial Valley (mn in Brawley en El Centro) en zo weinig levende Japanners op straat dat ik steeds nieuwsgieriger word naar deze bevolkingsgroep.
‘Even googlen’ levert weinig op.
Er zijn Japanse restaurants. Er is een Pioneers Museum met de openingstijden voor 2002 waar alle links ‘Oops’ zijn gebroken.
Toch vind ik hier en daar wat flarden.

De eersten
1841- Fourteen-year old Japanese fisherman, Manjiro Nakahama, was shipwrecked and rescued by an American whaler ship and ends up in Bedford, Massachusetts. Nakahama is considered one of the first visitors to the United States, and also the first Japanese to speak English effectively. Eventually he returned to Japan in 1852
1868- First group of contract laborers (141 men, 6 men, 2 children) arrive in Hawaii, these people are known as the Gannen-mono or “first year people”. Many of these Japanese who came to Hawaii were farmers and peasants from southern Japan, having suffered a series of crop failures at home.

Intocht
Anders dan bv de Chinezen kwamen de Japanners in kleine groepen en druppelsgewijs. In 1890 woonden er ongeveer 2000 Japanners in de Verenigde Staten en 100.000 Chinezen.
Hun bedoeling was een tijdelijk verblijf: snel geld verdienen en dan weer terug. Dat pakte anders uit o.a. omdat ze werden onderbetaald, geen land mochten bezitten en ze steeds na 2-3 jaar land dat ze in pacht hadden moesten verlaten omdat hun contract met opzet niet werd verlengd. Al snel (1905) was er weerstand tegen de Japanners die hardwerkend en zuinig waren en daardoor (te) succesvol.

Fotobruiden
In 1924 verhinderde de Immigration Act nieuwe immigratie door Japanse arbeidskrachten. Gezinshereniging werd wel toegestaan. Zodat de in Amerika wonende mannen ‘met de handschoen’ een vrouw trouwden die de wederzijdse families hadden uitgekozen terwijl de huwelijkspartners elkaar alleen van een foto kenden.
Vaak hadden de vrouwen geen idee wat ze in Amerika te wachten stond.

Concentratiekampen
Na de aanval op Pearl Harbor in december 1941 werden de in Amerika wonende Japanners als zgn. staatsgevaarlijk opgesloten in concentratiekampen.
De twee grootste kampen – Poston en Gila River – zijn in Arizona, op een paar honderd kilometer afstand van Imperial Valley.
Daar zaten 35.000 mensen vast.

En toen?
Na de oorlog worden de Japanners vrijgelaten. Gaan de Japanners van Imperial Valley terug naar hun streek? Zijn daar sinds de oorlog ándere Japanners komen wonen?
De grafstenen die ik zag zijn van het begin van de 20e eeuw maar ook van de jaren vijftig t/m negentig. Niet van later maar dat kan toeval zijn (ik zag niet alles).

Het heeft overigens nog lang geduurd voor de onrechtmatig geïnterneerde Japanners schadevergoeding kregen.
In 1988 tekende president Reagan een wet die elke vastgezette Japanner die nog leefde recht gaf op $ 20.000. Pas twee jaar dáárna werden de eerste negen checks op een ceremonie uitgereikt. De eerste was voor de 107 jaar oude Mamoru Eto uit Los Angeles.

Een deel van deze informatie komt uit Philip H. Round – The Impossible Land, Story and Place in California’s Imperial Valley.

Evergreen Cemetery

Op 10 mei 2011 heb ik al Mountain View Cemetery in Calexico bezocht wanneer ik deze begraafplaats aandoe.
‘Aandoen’ was de bedoeling.
Even kijken hoe het er is.
Dan later teruggaan.

Ook deze begraafplaats in El Centro lijkt uit meerdere delen te bestaan.
Links en direct na de ingang een lawn cemetery. Open grasvelden.

Rechts en tot ver in de verte: oude bomen en oude stenen.
Een paar beelden. Wat verval.

Ik wil engelen fotograferen maar het wil niet erg. Ik loop zomaar wat rond.
Wat me opvalt: al die nationaliteiten. Niet alleen evident. Namen als Smith. En Rodriguez.
Maar ook Italiaans. En Duits. Een steen met Van der Linden en: from Belgium. Iemand uit Zwitserland.

En wanneer ik dan echt wil weggaan, zie ik ook hier (net als in Brawley) stenen met Japanse namen en tekens. Veel meer nog dan daar. Ook recenter, niet alleen historisch.
En hey – Mohammed?? Arabieren denk ik. Maar als ik beter kijk: mensen uit India.
Hindoestanen.
In een aparte hoek grenzend aan de Japanners.

Ik denk: ik moet me meer verdiepen in Imperial County.
Ik ervaar deze regio als Hispanic. Maar die andere groepen zijn er ook.
Hoe leven ze samen? Net zo gescheiden als in de dood?